Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. sidderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for sidderen from Dutch to Swedish

sidderen:

sidderen verb (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)

  1. sidderen (beven)
    darra; skaka; skälva
    • darra verb (darrar, darrade, darrat)
    • skaka verb (skakar, skakade, skakat)
    • skälva verb (skälver, skälvde, skälvt)

Conjugations for sidderen:

o.t.t.
  1. sidder
  2. siddert
  3. siddert
  4. sidderen
  5. sidderen
  6. sidderen
o.v.t.
  1. sidderde
  2. sidderde
  3. sidderde
  4. sidderden
  5. sidderden
  6. sidderden
v.t.t.
  1. heb gesidderd
  2. hebt gesidderd
  3. heeft gesidderd
  4. hebben gesidderd
  5. hebben gesidderd
  6. hebben gesidderd
v.v.t.
  1. had gesidderd
  2. had gesidderd
  3. had gesidderd
  4. hadden gesidderd
  5. hadden gesidderd
  6. hadden gesidderd
o.t.t.t.
  1. zal sidderen
  2. zult sidderen
  3. zal sidderen
  4. zullen sidderen
  5. zullen sidderen
  6. zullen sidderen
o.v.t.t.
  1. zou sidderen
  2. zou sidderen
  3. zou sidderen
  4. zouden sidderen
  5. zouden sidderen
  6. zouden sidderen
en verder
  1. ben gesidderd
  2. bent gesidderd
  3. is gesidderd
  4. zijn gesidderd
  5. zijn gesidderd
  6. zijn gesidderd
diversen
  1. sidder!
  2. siddert!
  3. gesidderd
  4. sidderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sidderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
darra beven; sidderen beven; bibberen; heen en weer bewegen; klappertanden; kleumen; koulijden; popelen; rillen; schudden
skaka beven; sidderen beven; bibberen; griezelen; gruwen; heen en weer bewegen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; schudden; stuiptrekken; trillen; vibreren
skälva beven; sidderen beven; bibberen; popelen; rillen

Wiktionary Translations for sidderen:


Cross Translation:
FromToVia
sidderen darra; skaka zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen