Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bewenen:


Dutch

Detailed Translations for bewenen from Dutch to Swedish

bewenen:

bewenen verb (beween, beweent, beweende, beweenden, beweend)

  1. bewenen (rouwen; in de rouw zijn)
    sörja; sörja en död
    • sörja verb (sörjar, sörjade, sörjat)
    • sörja en död verb (sörjar en död, sörjade en död, sörjat en död)
  2. bewenen
    sörja; ha sorg efter; begråta
    • sörja verb (sörjar, sörjade, sörjat)
    • ha sorg efter verb (har sorg efter, hade sorg efter, haft sorg efter)
    • begråta verb (begråter, begrät, begråtit)

Conjugations for bewenen:

o.t.t.
  1. beween
  2. beweent
  3. beweent
  4. bewenen
  5. bewenen
  6. bewenen
o.v.t.
  1. beweende
  2. beweende
  3. beweende
  4. beweenden
  5. beweenden
  6. beweenden
v.t.t.
  1. heb beweend
  2. hebt beweend
  3. heeft beweend
  4. hebben beweend
  5. hebben beweend
  6. hebben beweend
v.v.t.
  1. had beweend
  2. had beweend
  3. had beweend
  4. hadden beweend
  5. hadden beweend
  6. hadden beweend
o.t.t.t.
  1. zal bewenen
  2. zult bewenen
  3. zal bewenen
  4. zullen bewenen
  5. zullen bewenen
  6. zullen bewenen
o.v.t.t.
  1. zou bewenen
  2. zou bewenen
  3. zou bewenen
  4. zouden bewenen
  5. zouden bewenen
  6. zouden bewenen
diversen
  1. beween!
  2. beweent!
  3. beweend
  4. bewenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bewenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sörja bagger; mengvoer; modder; prut; slib; slijk; slik
VerbRelated TranslationsOther Translations
begråta bewenen rouwklagen
ha sorg efter bewenen
sörja bewenen; in de rouw zijn; rouwen bedroefd zijn; bedroeven; treuren; verdriet hebben
sörja en död bewenen; in de rouw zijn; rouwen