Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. een geschil bijleggen:


Dutch

Detailed Translations for een geschil bijleggen from Dutch to Swedish

een geschil bijleggen:

een geschil bijleggen verb (leg een geschil bij, legt een geschil bij, legde een geschil bij, legden een geschil bij, een geschil bijgelegd)

  1. een geschil bijleggen
    bilägga en dispyt; nå en överenskommelse

Conjugations for een geschil bijleggen:

o.t.t.
  1. leg een geschil bij
  2. legt een geschil bij
  3. legt een geschil bij
  4. leggen een geschil bij
  5. leggen een geschil bij
  6. leggen een geschil bij
o.v.t.
  1. legde een geschil bij
  2. legde een geschil bij
  3. legde een geschil bij
  4. legden een geschil bij
  5. legden een geschil bij
  6. legden een geschil bij
v.t.t.
  1. heb een geschil bijgelegd
  2. hebt een geschil bijgelegd
  3. heeft een geschil bijgelegd
  4. hebben een geschil bijgelegd
  5. hebben een geschil bijgelegd
  6. hebben een geschil bijgelegd
v.v.t.
  1. had een geschil bijgelegd
  2. had een geschil bijgelegd
  3. had een geschil bijgelegd
  4. hadden een geschil bijgelegd
  5. hadden een geschil bijgelegd
  6. hadden een geschil bijgelegd
o.t.t.t.
  1. zal een geschil bijleggen
  2. zult een geschil bijleggen
  3. zal een geschil bijleggen
  4. zullen een geschil bijleggen
  5. zullen een geschil bijleggen
  6. zullen een geschil bijleggen
o.v.t.t.
  1. zou een geschil bijleggen
  2. zou een geschil bijleggen
  3. zou een geschil bijleggen
  4. zouden een geschil bijleggen
  5. zouden een geschil bijleggen
  6. zouden een geschil bijleggen
diversen
  1. leg een geschil bij!
  2. legt een geschil bij!
  3. een geschil bijgelegd
  4. een geschil bijleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for een geschil bijleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bilägga en dispyt een geschil bijleggen
nå en överenskommelse een geschil bijleggen

Related Translations for een geschil bijleggen