Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. honoreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for honoreren from Dutch to Swedish

honoreren:

honoreren verb (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)

  1. honoreren (belonen; betalen; bezoldigen; salariëren)
    belöna
    • belöna verb (belönar, belönade, belönat)

Conjugations for honoreren:

o.t.t.
  1. honoreer
  2. honoreert
  3. honoreert
  4. honoreren
  5. honoreren
  6. honoreren
o.v.t.
  1. honoreerde
  2. honoreerde
  3. honoreerde
  4. honoreerden
  5. honoreerden
  6. honoreerden
v.t.t.
  1. heb gehonoreerd
  2. hebt gehonoreerd
  3. heeft gehonoreerd
  4. hebben gehonoreerd
  5. hebben gehonoreerd
  6. hebben gehonoreerd
v.v.t.
  1. had gehonoreerd
  2. had gehonoreerd
  3. had gehonoreerd
  4. hadden gehonoreerd
  5. hadden gehonoreerd
  6. hadden gehonoreerd
o.t.t.t.
  1. zal honoreren
  2. zult honoreren
  3. zal honoreren
  4. zullen honoreren
  5. zullen honoreren
  6. zullen honoreren
o.v.t.t.
  1. zou honoreren
  2. zou honoreren
  3. zou honoreren
  4. zouden honoreren
  5. zouden honoreren
  6. zouden honoreren
en verder
  1. ben gehonoreerd
  2. bent gehonoreerd
  3. is gehonoreerd
  4. zijn gehonoreerd
  5. zijn gehonoreerd
  6. zijn gehonoreerd
diversen
  1. honoreer!
  2. honoreert!
  3. gehonoreerd
  4. honorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for honoreren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
belöna belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren

Wiktionary Translations for honoreren:


Cross Translation:
FromToVia
honoreren erkänna croiretenir pour véritable.
honoreren erkänna homologuer — juri|fr confirmer par un acte spécial un acte fait par des particuliers ou un acte d’autorité de justice.