Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. indexeren:


Dutch

Detailed Translations for indexeren from Dutch to Swedish

indexeren:

indexeren verb (indexeer, indexeert, indexeerde, indexeerden, geïndexeerd)

  1. indexeren (van indexnummers voorzien)
    registrera; känneteckna; indexera
    • registrera verb (registrerar, registrerade, registrerat)
    • känneteckna verb (kännetecknar, kännetecknade, kännetecknat)
    • indexera verb (indexerar, indexerade, indexerat)
  2. indexeren (index maken; registeren)
    indexreglera
    • indexreglera verb (indexreglerar, indexreglerade, indexreglat)

Conjugations for indexeren:

o.t.t.
  1. indexeer
  2. indexeert
  3. indexeert
  4. indexeren
  5. indexeren
  6. indexeren
o.v.t.
  1. indexeerde
  2. indexeerde
  3. indexeerde
  4. indexeerden
  5. indexeerden
  6. indexeerden
v.t.t.
  1. heb geïndexeerd
  2. hebt geïndexeerd
  3. heeft geïndexeerd
  4. hebben geïndexeerd
  5. hebben geïndexeerd
  6. hebben geïndexeerd
v.v.t.
  1. had geïndexeerd
  2. had geïndexeerd
  3. had geïndexeerd
  4. hadden geïndexeerd
  5. hadden geïndexeerd
  6. hadden geïndexeerd
o.t.t.t.
  1. zal indexeren
  2. zult indexeren
  3. zal indexeren
  4. zullen indexeren
  5. zullen indexeren
  6. zullen indexeren
o.v.t.t.
  1. zou indexeren
  2. zou indexeren
  3. zou indexeren
  4. zouden indexeren
  5. zouden indexeren
  6. zouden indexeren
en verder
  1. is geïndexeerd
diversen
  1. indexeer!
  2. indexeert!
  3. geïndexeerd
  4. indexerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for indexeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
indexera indexeren; van indexnummers voorzien
indexreglera index maken; indexeren; registeren
känneteckna indexeren; van indexnummers voorzien karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren
registrera indexeren; van indexnummers voorzien aanmelden; aanmonsteren; inschrijven; kadastreren; opgeven; registreren