Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. norm bepalen:


Dutch

Detailed Translations for norm bepalen from Dutch to Swedish

norm bepalen:

norm bepalen verb (bepaal de norm, bepaalt de norm, bepaalde de norm, bepaalden de norm, de norm bepaald)

  1. norm bepalen
    standardisera; normera
    • standardisera verb (standardiserar, standardiserade, standardiserat)
    • normera verb (normerar, normerade, normerat)

Conjugations for norm bepalen:

o.t.t.
  1. bepaal de norm
  2. bepaalt de norm
  3. bepaalt de norm
  4. bepalen de norm
  5. bepalen de norm
  6. bepalen de norm
o.v.t.
  1. bepaalde de norm
  2. bepaalde de norm
  3. bepaalde de norm
  4. bepaalden de norm
  5. bepaalden de norm
  6. bepaalden de norm
v.t.t.
  1. heb de norm bepaald
  2. hebt de norm bepaald
  3. heeft de norm bepaald
  4. hebben de norm bepaald
  5. hebben de norm bepaald
  6. hebben de norm bepaald
v.v.t.
  1. had de norm bepaald
  2. had de norm bepaald
  3. had de norm bepaald
  4. hadden de norm bepaald
  5. hadden de norm bepaald
  6. hadden de norm bepaald
o.t.t.t.
  1. zal norm bepalen
  2. zult norm bepalen
  3. zal norm bepalen
  4. zullen norm bepalen
  5. zullen norm bepalen
  6. zullen norm bepalen
o.v.t.t.
  1. zou norm bepalen
  2. zou norm bepalen
  3. zou norm bepalen
  4. zouden norm bepalen
  5. zouden norm bepalen
  6. zouden norm bepalen
diversen
  1. bepaal de norm!
  2. bepaalt de norm!
  3. de norm bepaald
  4. de norm bepalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for norm bepalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
normera norm bepalen reguleren
standardisera norm bepalen normaliseren; normeren; standaard aanbrengen; standaardiseren

Related Translations for norm bepalen