Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opereren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opereren from Dutch to Swedish

opereren:

opereren verb (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)

  1. opereren (te werk gaan; werken; manipuleren; )
    fungera; arbeta; fortsätta
    • fungera verb (fungerar, fungerade, fungerat)
    • arbeta verb (arbetar, arbetade, arbetat)
    • fortsätta verb (fortsätter, fortsatte, fortsatt)

Conjugations for opereren:

o.t.t.
  1. opereer
  2. opereert
  3. opereert
  4. opereren
  5. opereren
  6. opereren
o.v.t.
  1. opereerde
  2. opereerde
  3. opereerde
  4. opereerden
  5. opereerden
  6. opereerden
v.t.t.
  1. heb geopereerd
  2. hebt geopereerd
  3. heeft geopereerd
  4. hebben geopereerd
  5. hebben geopereerd
  6. hebben geopereerd
v.v.t.
  1. had geopereerd
  2. had geopereerd
  3. had geopereerd
  4. hadden geopereerd
  5. hadden geopereerd
  6. hadden geopereerd
o.t.t.t.
  1. zal opereren
  2. zult opereren
  3. zal opereren
  4. zullen opereren
  5. zullen opereren
  6. zullen opereren
o.v.t.t.
  1. zou opereren
  2. zou opereren
  3. zou opereren
  4. zouden opereren
  5. zouden opereren
  6. zouden opereren
en verder
  1. ben geopereerd
  2. bent geopereerd
  3. is geopereerd
  4. zijn geopereerd
  5. zijn geopereerd
  6. zijn geopereerd
diversen
  1. opereer!
  2. opereert!
  3. geopereerd
  4. opererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opereren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken arbeiden; werken; wrochten
fortsätta handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken aanhouden; aanzwiepen; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; op hol slaan; opdrijven; prolongeren; reactiveren; uit wachtstand halen; verder lopen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen
fungera handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken functioneren

Related Definitions for "opereren":

  1. iemand behandelen via een opening in het lichaam1
    • hij wordt aan zijn buik geopereerd1
  2. ingewikkelde acties uitvoeren1
    • deze bende opereert vooral 's nachts1

Wiktionary Translations for opereren:


Cross Translation:
FromToVia
opereren operera; göra opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.