Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. takelen:
  2. takel:


Dutch

Detailed Translations for takelen from Dutch to Swedish

takelen:

takelen verb (takel, takelt, takelde, takelden, getakeld)

  1. takelen (met een takel ophijsen)
    dra upp; lyfta upp; hissa upp; hala upp
    • dra upp verb (drar upp, drog upp, dragit upp)
    • lyfta upp verb (lyftar upp, lyftade upp, lyftat upp)
    • hissa upp verb (hissar upp, hissade upp, hissat upp)
    • hala upp verb (halar upp, halade upp, halat upp)

Conjugations for takelen:

o.t.t.
  1. takel
  2. takelt
  3. takelt
  4. takelen
  5. takelen
  6. takelen
o.v.t.
  1. takelde
  2. takelde
  3. takelde
  4. takelden
  5. takelden
  6. takelden
v.t.t.
  1. heb getakeld
  2. hebt getakeld
  3. heeft getakeld
  4. hebben getakeld
  5. hebben getakeld
  6. hebben getakeld
v.v.t.
  1. had getakeld
  2. had getakeld
  3. had getakeld
  4. hadden getakeld
  5. hadden getakeld
  6. hadden getakeld
o.t.t.t.
  1. zal takelen
  2. zult takelen
  3. zal takelen
  4. zullen takelen
  5. zullen takelen
  6. zullen takelen
o.v.t.t.
  1. zou takelen
  2. zou takelen
  3. zou takelen
  4. zouden takelen
  5. zouden takelen
  6. zouden takelen
en verder
  1. ben getakeld
  2. bent getakeld
  3. is getakeld
  4. zijn getakeld
  5. zijn getakeld
  6. zijn getakeld
diversen
  1. takel!
  2. takelt!
  3. getakeld
  4. takelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for takelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dra upp op komen zetten
VerbRelated TranslationsOther Translations
dra upp met een takel ophijsen; takelen hijsen; hoger draaien; lichten; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven trekken; naar boven voeren; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogdraaien; omhooghalen; omhoogrennen; omhoogrukken; omhoogsnellen; omhoogtrekken; opdraaien; openbreken; openleggen; ophijsen
hala upp met een takel ophijsen; takelen omhoogrennen; omhoogsnellen
hissa upp met een takel ophijsen; takelen heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; omhoogrukken; opheffen; optillen; tillen
lyfta upp met een takel ophijsen; takelen heffen; hijsen; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogheffen; omhoogrukken; omhoogtillen; opheffen; optillen; samenvouwen; tillen

Related Words for "takelen":


takel:

takel [de ~ (m)] noun

  1. de takel (hijsblok; katrol; takelblok; hijstoestel)
    talja; hissblock

Translation Matrix for takel:

NounRelated TranslationsOther Translations
hissblock hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
talja hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok poelie

Related Words for "takel":

  • takelen, takels, takeltje, takeltjes