German

Detailed Translations for [in from German to Dutch

in:

in adj

  1. in (zu)
    in; te

Translation Matrix for in:

PrepositionRelated TranslationsOther Translations
te zu
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
te bei; nächst; via; zum; zur
ModifierRelated TranslationsOther Translations
in in; zu inerhalb
te in; zu

Synonyms for "in":


Wiktionary Translations for in:


Cross Translation:
FromToVia
in op; bij at — in or very near a particular place
in in in — contained by
in in in — surrounded by
in binnen; in in — after a period of time
in in in — into
in in; tijdens in — during
in in in — a state
in in in — in fashion, popular
in naar to — in the direction of, and arriving at
in binnenin within — spatial enclosure

in...:


Synonyms for "in...":


External Machine Translations:

Related Translations for [in



Dutch

Detailed Translations for [in from Dutch to German

in:

in adj

  1. in (te)
    in; zu
  2. in

Translation Matrix for in:

PrepositionRelated TranslationsOther Translations
zu te
- te
OtherRelated TranslationsOther Translations
zu tot; tot bij; totdat
ModifierRelated TranslationsOther Translations
in in; te
inerhalb in
zu in; te bij de; ergens naartoe; naar; naar toe; toe; waartoe; à

Synonyms for "in":


Antonyms for "in":


Related Definitions for "in":

  1. geeft een richting aan1
    • we gingen het bos in1
  2. geeft tijdstip of tijdsduur aan1
    • in het najaar vallen de blaren1
  3. in de mode1
    • lange rokken zijn weer in1
  4. niet (als woorddeel, ook im of il)1
    • informeel, immobiel, illegaal1
  5. richting van buiten naar binnen1
    • doe de suiker maar in de koffie1
  6. geeft een plaats aan1
    • Jan is in de slaapkamer1

Wiktionary Translations for in:


Cross Translation:
FromToVia
in RIF RIP — abbreviation: rest in peace
in kompetent able — legally qualified
in unter; während during — within a given time interval
in in in — contained by
in in in — surrounded by
in in in — after a period of time
in in in — into
in in; unter; während; im in — during
in in in — a state
in in in — in fashion, popular

[in form of innen:

innen [znw.] noun

  1. innen
    Innen; Geld einsammeln
  2. innen (invordering; incasso; inning; vordering; incassering)
    die Einforderung; Einkassieren; die Forderung

innen verb (in, int, inde, inden, geïnd)

  1. innen (geld in ontvangst nemen; incasseren)
    einlösen; Geld einziehen

Conjugations for innen:

o.t.t.
  1. in
  2. int
  3. int
  4. innen
  5. innen
  6. innen
o.v.t.
  1. inde
  2. inde
  3. inde
  4. inden
  5. inden
  6. inden
v.t.t.
  1. heb geïnd
  2. hebt geïnd
  3. heeft geïnd
  4. hebben geïnd
  5. hebben geïnd
  6. hebben geïnd
v.v.t.
  1. had geïnd
  2. had geïnd
  3. had geïnd
  4. hadden geïnd
  5. hadden geïnd
  6. hadden geïnd
o.t.t.t.
  1. zal innen
  2. zult innen
  3. zal innen
  4. zullen innen
  5. zullen innen
  6. zullen innen
o.v.t.t.
  1. zou innen
  2. zou innen
  3. zou innen
  4. zouden innen
  5. zouden innen
  6. zouden innen
en verder
  1. is geïnd
diversen
  1. in!
  2. int!
  3. geïnd
  4. innend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for innen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einforderung incassering; incasso; innen; inning; invordering; vordering prijslijst; tarievenlijst
Einkassieren incassering; incasso; innen; inning; invordering; vordering
Forderung incassering; incasso; innen; inning; invordering; vordering aanvraag; beding; bepaling; beperking; claim; conditie; criterium; eis; kriterium; must; petitie; prijslijst; rekest; rekwest; tarievenlijst; vereiste; verzoekschrift; voorwaarde; vordering
Geld einsammeln innen
Innen innen
VerbRelated TranslationsOther Translations
Geld einziehen geld in ontvangst nemen; incasseren; innen
einlösen geld in ontvangst nemen; incasseren; innen in geld omzetten; kapitaliseren; ruilen; uitwisselen; verruilen; verzilveren

Wiktionary Translations for innen:

innen
verb
  1. verschuldigd geld in ontvangst nemen

Cross Translation:
FromToVia
innen sammeln; einsammeln collectionner — Réunir en collections.
innen auffassen; perzipieren; wahrnehmen percevoir — Traductions à trier suivant le sens
innen mitnehmen; sammeln; einsammeln; scharen; zusammenscharen; gruppieren; zusammenfassen; aufstapeln; häufen; horten; anhäufen; aufhäufen; ansammeln rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
innen genesen; heilen; wiedererwerben; wiedererlangen; kassieren recouvrerretrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.
innen annehmen; akzeptieren; entgegennehmen; im Empfang nehmen; aufnehmen; auf sich nehmen; sich gefallen lassen; hinnehmen; eingehen auf; einwilligen in; einernten; schneiden; sammeln; einsammeln recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».

[in form of invaren:

invaren verb (vaar in, vaart in, voer in, voeren in, ingevaren)

  1. invaren (binnenvaren)
    einfahren; hineinfahren; hereinfahren
    • einfahren verb (fahre ein, fährst ein, fährt ein, fuhr ein, fuhrt ein, eingefahren)
    • hineinfahren verb (fahre hinein, fährst hinein, fährt hinein, fuhr hinein, fuhrt hinein, hineingefahren)
    • hereinfahren verb (fahre herein, fährst herein, fährt herein, fuhr herein, fuhrt herein, hereingefahren)

Conjugations for invaren:

o.t.t.
  1. vaar in
  2. vaart in
  3. vaart in
  4. varen in
  5. varen in
  6. varen in
o.v.t.
  1. voer in
  2. voer in
  3. voer in
  4. voeren in
  5. voeren in
  6. voeren in
v.t.t.
  1. ben ingevaren
  2. bent ingevaren
  3. is ingevaren
  4. zijn ingevaren
  5. zijn ingevaren
  6. zijn ingevaren
v.v.t.
  1. was ingevaren
  2. was ingevaren
  3. was ingevaren
  4. waren ingevaren
  5. waren ingevaren
  6. waren ingevaren
o.t.t.t.
  1. zal invaren
  2. zult invaren
  3. zal invaren
  4. zullen invaren
  5. zullen invaren
  6. zullen invaren
o.v.t.t.
  1. zou invaren
  2. zou invaren
  3. zou invaren
  4. zouden invaren
  5. zouden invaren
  6. zouden invaren
en verder
  1. vaarde in
  2. vaarde in
  3. vaarde in
  4. vaarden in
  5. vaarden in
  6. vaarden in
diversen
  1. vaar in!
  2. vaart in!
  3. ingevaren
  4. invarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for invaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einfahren binnenvaren; invaren betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; ingaan; inrijden; oprijden; opwaarts rijden
hereinfahren binnenvaren; invaren binnenrijden; binnenzetten; inrijden
hineinfahren binnenvaren; invaren binnenrijden; inrijden

External Machine Translations:

Related Translations for [in