Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. auserwählen:


German

Detailed Translations for auserwählen from German to Dutch

auserwählen: (*Using Word and Sentence Splitter)

Spelling Suggestions for: auserwählen

auserwählen:


Synonyms for "auserwählen":


Wiktionary Translations for auserwählen:

auserwählen
verb
  1. iemand door een stemming een ambt doen toekomen

Cross Translation:
FromToVia
auserwählen kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken choisir — Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres.
auserwählen aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken désigner — Traduction à trier

External Machine Translations: