Dutch

Detailed Translations for bewijs from Dutch to German

bewijs:

bewijs [het ~] noun

  1. het bewijs (blijk; teken)
    der Beweis; Beweisstück
  2. het bewijs (bewijsstuk)
    der Beweis; Beweisstück; die Bescheinigung; der Beleg
  3. het bewijs (beweringsgrond)
    der Beweis; der Beleg; die Bescheinigung
  4. het bewijs (attest; briefje)
    die Notiz; die Anmerkung; der Vermerk; attest
  5. het bewijs
  6. het bewijs
    der Beweis

Translation Matrix for bewijs:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anmerkung attest; bewijs; briefje aanmerking; aantekening; bemerking; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; opmerking; schrijfsel
Beleg beweringsgrond; bewijs; bewijsstuk bewijs van ontvangst; boekstuk; document; kwijting; kwitantie; reçu
Bescheinigung beweringsgrond; bewijs; bewijsstuk bewijs van ontvangst; reçu
Beweis beweringsgrond; bewijs; bewijsstuk; blijk; teken
Beweisstück bewijs; bewijsstuk; blijk; teken bewijsstuk; papier
Notiz attest; bewijs; briefje aantekening; besturing; briefje; gedrag; houding; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; leiding; noot; notitie; opschrijving; plan; rijrichting; schrijfsel; zakelijke notitie
Vermerk attest; bewijs; briefje aantekening; briefje; etiket; iemand kenmerken; kattebelletje; kenmerk; kenteken; kladbriefje; kladje; krabbel; noot; notitie; nummerplaat; opschrijving; schrijfsel
attest attest; bewijs; briefje
OtherRelated TranslationsOther Translations
Rechtsbeweis bewijs

Wiktionary Translations for bewijs:

bewijs
noun
  1. datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
bewijs
noun
  1. Logik: eine nach festgelegten Regeln durchgeführte Ableitung
  2. Jura, Mathematik: die Darlegung der Richtigkeit oder der Unrichtigkeit einer Aussage oder eines Urteils mittels empirischer oder logischer Methoden
  3. allgemein: ein Beweis, ein Nachweis

Cross Translation:
FromToVia
bewijs Beglaubigung credence — credential or supporting material for a person or claim
bewijs Beweis; Indiz evidence — facts presented in support of an assertion
bewijs Beweismittel; Indiz evidence — anything admitted by a court as proof
bewijs Beweis proof — any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth
bewijs Ausweis; Beweis; Beleg; Nachweis preuve — Traductions à trier suivant le sens
bewijs Abzeichen; Anzeichen; Kennzeichen; Merkzeichen; Wink; Zeichen; Ausweis; Beweis; Beleg; Attest; Testimonium; Zeugnis; Ausweispapier; Aussage; Bezeugung; Bestätigung; Beglaubigung; Bescheinigung témoignageaction de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.

bewijzen:

bewijzen verb (bewijs, bewijst, bewees, bewezen, bewezen)

  1. bewijzen (aantonen; staven)
    beweisen; erweisen; nachweisen; vorzeigen; belegen; aufzeigen; vorweisen
    • beweisen verb (beweise, beweist, bewies, bewiest, bewiesen)
    • erweisen verb (erweise, erweist, erwies, erwiest, erwiesen)
    • nachweisen verb (weise nach, weisest nach, weist nach, wies nach, wieset nach, nachgewiesen)
    • vorzeigen verb (zeige vor, zeigst vor, zeigt vor, zog vor, zogt vor, vorgezogen)
    • belegen verb (belege, belegst, belegt, belegte, belegtet, belegt)
    • aufzeigen verb
    • vorweisen verb (weise vor, weist vor, wiest vor, wies vor, vorgewiesen)

Conjugations for bewijzen:

o.t.t.
  1. bewijs
  2. bewijst
  3. bewijst
  4. bewijzen
  5. bewijzen
  6. bewijzen
o.v.t.
  1. bewees
  2. bewees
  3. bewees
  4. bewezen
  5. bewezen
  6. bewezen
v.t.t.
  1. heb bewezen
  2. hebt bewezen
  3. heeft bewezen
  4. hebben bewezen
  5. hebben bewezen
  6. hebben bewezen
v.v.t.
  1. had bewezen
  2. had bewezen
  3. had bewezen
  4. hadden bewezen
  5. hadden bewezen
  6. hadden bewezen
o.t.t.t.
  1. zal bewijzen
  2. zult bewijzen
  3. zal bewijzen
  4. zullen bewijzen
  5. zullen bewijzen
  6. zullen bewijzen
o.v.t.t.
  1. zou bewijzen
  2. zou bewijzen
  3. zou bewijzen
  4. zouden bewijzen
  5. zouden bewijzen
  6. zouden bewijzen
diversen
  1. bewijs!
  2. bewijst!
  3. bewezen
  4. bewijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bewijzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufzeigen aantonen; bewijzen; staven
belegen aantonen; bewijzen; staven boekstaven; laten zien; presenteren; te boek stellen; toewijzen; tonen; vertonen
beweisen aantonen; bewijzen; staven laten zien; nagaan; presenteren; tonen; verifieren; vertonen; zekerstellen
erweisen aantonen; bewijzen; staven betonen; betuigen; bewaarheid worden; blijken; doneren; geven; laten zien; nagaan; presenteren; schenken; tonen; uitkomen; verifieren; vertonen; zekerstellen
nachweisen aantonen; bewijzen; staven laten zien; nagaan; presenteren; tonen; verifieren; vertonen; zekerstellen
vorweisen aantonen; bewijzen; staven etaleren; laten zien; nagaan; openbaren; presenteren; tentoonstellen; ter overweging geven; tonen; uitstallen; verifieren; vertonen; voorleggen; zekerstellen; zich uiten
vorzeigen aantonen; bewijzen; staven aanbieden; etaleren; exposeren; getuigen van; laten blijken; laten zien; nagaan; offreren; presenteren; tentoonstellen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; verifieren; vertonen; voordedaghalen; voorleggen; zekerstellen
- aantonen

Synonyms for "bewijzen":


Related Definitions for "bewijzen":

  1. laten zien dat het zo is1
    • de politie kan niet bewijzen dat hij het gedaan heeft1

Wiktionary Translations for bewijzen:

bewijzen
verb
  1. aantonen; staven
  2. betuigen; een dienst bewijzen

Cross Translation:
FromToVia
bewijzen zeigen show — indicate (a fact) to be true
bewijzen begründen; beweisen; erhärten; demonstrieren; darstellen; vorführen; beglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
bewijzen argumentieren; begründen; belegen; beweisen; erhärten; rechtfertigen prouverétablir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.

Related Translations for bewijs