Dutch

Detailed Translations for opgeruimd from Dutch to French

opgeruimd:


Translation Matrix for opgeruimd:

NounRelated TranslationsOther Translations
rangée cyclus; reeks; rijtje; serie; tijdkring
ModifierRelated TranslationsOther Translations
animé blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig actief; bedrijvig; bevlogen; beweeglijk; bezet; bezield; bezig; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; enthousiast; geanimeerd; geestdriftig; lawaaierig; levendig; levenslustig; luid; luidruchtig; monter; onrustig; opgetogen; opgewekt; roerig; rumoerig; tierig; vief; vol fut; vrolijk; woelig
classé gerangschikt; opgeruimd; ordelijk geordend
en ordre gerangschikt; opgeruimd; ordelijk goed geordend; op orde; welgeordend
gai blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aardig; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; geestig; geinig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; grappig; jolig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; levendig; levenslustig; lief; lollig; monter; opgetogen; opgewekt; speels; sympathiek; tierig; uitgelaten; verblijd; verheugd; vrolijk; welgemoed; welgestemd
gaie blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
gaiement blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; goedgehumeurd; goedgeluimd; heugelijk; heuglijk; jolig; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; speels; tierig; uitgelaten; verblijdend; vrolijk; welgemoed; welgestemd
joyeuse blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
joyeusement blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; verblijd; verheugd; vrolijk; welgemoed; welgestemd
joyeux blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; jolig; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; verblijd; verheugd; vreugdevol; vrolijk; welgemoed; welgestemd
ordonné gerangschikt; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt bevolen; georderd; keurig; netjes; opgedragen; proper; schoon; zindelijk; zorgvuldig
rangé gerangschikt; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt keurig; netjes; proper; zorgvuldig
rangée netjes; opgeruimd; ordelijk; schoon

Related Words for "opgeruimd":


Wiktionary Translations for opgeruimd:


Cross Translation:
FromToVia
opgeruimd heureux bright — happy

opgeruimd form of opruimen:

opruimen verb (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)

  1. opruimen (afruimen; afdekken)
    débarrasser; débarrasser la table; nettoyer; desservir
    • débarrasser verb (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, )
    • nettoyer verb (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )
    • desservir verb (dessers, dessert, desservons, desservez, )
  2. opruimen (bergen)
    ranger; nettoyer; débarrasser; stocker; liquider; solder
    • ranger verb (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • nettoyer verb (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )
    • débarrasser verb (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, )
    • stocker verb (stocke, stockes, stockons, stockez, )
    • liquider verb (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • solder verb (solde, soldes, soldons, soldez, )
  3. opruimen (uitmesten; schoonmaken; reinigen; uitruimen)

Conjugations for opruimen:

o.t.t.
  1. ruim op
  2. ruimt op
  3. ruimt op
  4. ruimen op
  5. ruimen op
  6. ruimen op
o.v.t.
  1. ruimde op
  2. ruimde op
  3. ruimde op
  4. ruimden op
  5. ruimden op
  6. ruimden op
v.t.t.
  1. heb opgeruimd
  2. hebt opgeruimd
  3. heeft opgeruimd
  4. hebben opgeruimd
  5. hebben opgeruimd
  6. hebben opgeruimd
v.v.t.
  1. had opgeruimd
  2. had opgeruimd
  3. had opgeruimd
  4. hadden opgeruimd
  5. hadden opgeruimd
  6. hadden opgeruimd
o.t.t.t.
  1. zal opruimen
  2. zult opruimen
  3. zal opruimen
  4. zullen opruimen
  5. zullen opruimen
  6. zullen opruimen
o.v.t.t.
  1. zou opruimen
  2. zou opruimen
  3. zou opruimen
  4. zouden opruimen
  5. zouden opruimen
  6. zouden opruimen
en verder
  1. ben opgeruimd
  2. bent opgeruimd
  3. is opgeruimd
  4. zijn opgeruimd
  5. zijn opgeruimd
  6. zijn opgeruimd
diversen
  1. ruim op!
  2. ruimt op!
  3. opgeruimd
  4. opruimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opruimen

  1. opruimen

Translation Matrix for opruimen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desservir afdekken; afruimen; opruimen benadelen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden
débarrasser afdekken; afruimen; bergen; opruimen afhelpen; afruimen; bevrijden van; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; opdrinken; ruimen; uitdrinken; uitgieten; uitschenken
débarrasser la table afdekken; afruimen; opruimen
liquider bergen; opruimen afbreken; afmaken; breken; doden; doodmaken; doodslaan; effenen; egaliseren; koudmaken; liquideren; neerhalen; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opdoeken; opheffen; slopen; teniet doen; uit de weg ruimen; uit elkaar halen; uitroeien; uitverkopen; van kant maken; vereffenen; verijdelen; vermoorden; vernietigen
nettoyer afdekken; afruimen; bergen; opruimen afboenen; afnemen; afschrobben; afstoffen; boenen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opdweilen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonboenen; schoonhouden; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonschrobben; schrobben; stoffen; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren
nettoyer à fond opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen loskrijgen; losmaken; lostornen; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; stalmesten; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren
ranger bergen; opruimen archiveren; bewaren; bijeen scharrelen; deponeren; inschikken; leggen; neerleggen; opbergen; opschonen; opslaan; opzij leggen; parkeren; plaatsen; rangordenen; rangschikken; samenpakken; samenrapen; scharen; stallen; stouwen; vlijen; wegbergen; wegleggen; wegzetten; zetten
solder bergen; opruimen aanzuiveren; betalen; effenen; egaliseren; genoegdoen; lager maken; nabetalen; uitverkopen; vereffenen; verlagen; verrekenen; voldoen
stocker bergen; opruimen bewaren; deponeren; hamsteren; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Organiser opruimen

Wiktionary Translations for opruimen:

opruimen
verb
  1. iets uit de weg ruimen
  2. iets uitverkopen
  3. iets in orde brengen, netjes maken
opruimen
Cross Translation:
FromToVia
opruimen ranger clean — (transitive) to tidy up
opruimen vider deplete — to empty or unload
opruimen ranger aufräumenOrdnung schaffen
opruimen gommer beseitigen — etwas beiseite schaffen; etwas entfernen