Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inzakken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inzakken from Dutch to English

inzakken:

inzakken verb (zak in, zakt in, zakte in, zakten in, ingezakt)

  1. inzakken (in elkaar zakken; inzinken; invallen)
    to slump; to collapse; to crumble down; to cave in; to relapse; to subside
    • slump verb (slumps, slumped, slumping)
    • collapse verb (collapses, collapsed, collapsing)
    • crumble down verb (crumbles down, crumbled down, crumbling down)
    • cave in verb (caves in, caved in, caving in)
    • relapse verb (relapses, relapsed, relapsing)
    • subside verb (subsides, subsided, subsiding)
  2. inzakken (sterk afnemen; teruglopen; vallen)
    to collapse; to slump; to prolapse; to sag
    • collapse verb (collapses, collapsed, collapsing)
    • slump verb (slumps, slumped, slumping)
    • prolapse verb (prolapses, prolapsing, prolapsing)
    • sag verb (sags, sagged, sagging)

Conjugations for inzakken:

o.t.t.
  1. zak in
  2. zakt in
  3. zakt in
  4. zakken in
  5. zakken in
  6. zakken in
o.v.t.
  1. zakte in
  2. zakte in
  3. zakte in
  4. zakten in
  5. zakten in
  6. zakten in
v.t.t.
  1. ben ingezakt
  2. bent ingezakt
  3. is ingezakt
  4. zijn ingezakt
  5. zijn ingezakt
  6. zijn ingezakt
v.v.t.
  1. was ingezakt
  2. was ingezakt
  3. was ingezakt
  4. waren ingezakt
  5. waren ingezakt
  6. waren ingezakt
o.t.t.t.
  1. zal inzakken
  2. zult inzakken
  3. zal inzakken
  4. zullen inzakken
  5. zullen inzakken
  6. zullen inzakken
o.v.t.t.
  1. zou inzakken
  2. zou inzakken
  3. zou inzakken
  4. zouden inzakken
  5. zouden inzakken
  6. zouden inzakken
diversen
  1. zak in!
  2. zakt in!
  3. ingezakt
  4. inzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inzakken [znw.] noun

  1. inzakken (sterk in waarde dalen; kelderen; terugvallen)
    the collapsing; the slumping; the plummeting; the sliding; the going down

Translation Matrix for inzakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
collapse achteruitgang; afleggen; bezwijken; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; inzakking; inzinking; neervallen
collapsing inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen achteruitgang; ineenstorten; instorten; inzakking; inzinking
going down inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen wegzakken
plummeting inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
prolapse inzinken; wegzinken
relapse achteruitgang; inzinking; recidive; terugval
sag uitzakking; verzakking
sliding inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
slump crisis; debacle; depressie; ineenstorting; ineenzakking; instorting; laagconjunctuur; malaise; slapheid; slapte
slumping inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
subside afzwakken; verslappen; verzwakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
cave in in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afkalven; inkalven; verzakken; wegzakken; zakken in
collapse in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken; sterk afnemen; teruglopen; vallen afleggen; bezwijken; desintegreren; het onderspit delven; in elkaar storten; in elkaar zinken; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; omlaagstorten; samenvouwen; ten gronde gaan; tenondergaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vallen; verzakken
crumble down in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken
prolapse inzakken; sterk afnemen; teruglopen; vallen afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
relapse in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken
sag inzakken; sterk afnemen; teruglopen; vallen afglijden; aftakelen; afzakken; doorbuigen; doorzakken; gaan hangen; inzinken; uitbuiken; uitzakken; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
slump in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken; sterk afnemen; teruglopen; vallen kelderen; sterk in waarde dalen
subside in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afglijden; aftakelen; afzakken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inzinken; luwen; schrompelen; tot bedaren komen; uitrazen; uitwoeden; verflauwen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegsterven; wegzakken; wegzinken; zakken in
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sliding schuif-

Wiktionary Translations for inzakken:

inzakken
verb
  1. to fall heavily, because lacking energy

External Machine Translations: