Dutch

Detailed Translations for gemeenheid from Dutch to English

gemeenheid:

gemeenheid [de ~ (v)] noun

  1. de gemeenheid (kwaadaardigheid; slechtheid; kwaadwilligheid; boosaardigheid)
    the malice; the nastiness; the spite
  2. de gemeenheid (laaghartigheid; slechtheid; snoodheid)
    the wickedness; the meanness
  3. de gemeenheid (schurkachtigheid; slinksheid)
    the nastiness; the crookedness

Translation Matrix for gemeenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
crookedness gemeenheid; schurkachtigheid; slinksheid kromheid; scheefheid; scheefte; schuinheid; schuinte; valsheid
malice boosaardigheid; gemeenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; slechtheid hatelijke opmerking; hatelijkheid; sarcasme; stekeligheid
meanness gemeenheid; laaghartigheid; slechtheid; snoodheid gierigheid; krenterigheid; viesheid; vrekkigheid; walgelijkheid
nastiness boosaardigheid; gemeenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; schurkachtigheid; slechtheid; slinksheid
spite boosaardigheid; gemeenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; slechtheid gegriefdheid; haatdragendheid; naijver; rancune; ressentiment; verstoordheid; wrevel
wickedness gemeenheid; laaghartigheid; slechtheid; snoodheid demon; duivel; kwaad; satan; slechtheid; verdorvenheid

Related Words for "gemeenheid":


Wiktionary Translations for gemeenheid:

gemeenheid
noun
  1. demeanor; facial expression or attitude, especially one which is intended by its bearer

Cross Translation:
FromToVia
gemeenheid abjection; abjectness; meanness; villainy abjection — État d’abaissement qui attire le mépris de tous.
gemeenheid villainy vilenie — désuet|fr action de vilain.

gemeenheid form of gemeen:


Translation Matrix for gemeen:

NounRelated TranslationsOther Translations
biting bijten
common algemene; park; stadspark
cunning arglist; arglistigheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; linkheid; listigheid; raffinement; sluwheid; snoodheid
cutting couperen; gesnij; jonge plant; knipsel; loot; plantestekje; scheut; schoot; snijding; spruit; stek; stekje; uitknipsel
low depressie; dieptepunt; diepterecord; emotionele crisis; laagtepunt; laagterecord; lage luchtdruk
pedestrian voetganger; voetreiziger
VerbRelated TranslationsOther Translations
low loeien
mean bedoelen; beduiden; beogen; betekenen; ergens iets mee willen zeggen; inhouden; neerkomen op; ten doel hebben
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
biting bijtend; doordringend; fel; gemeen; scherp bijtend; bijtende; gevat; inbijtend; invretend; inwerkend; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
common gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal algemeen; alledaags; alledaagse; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeenschappelijk; gewoon; meer personen betreffend; niets bijzonders; ordinair
cunning achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt arglistig; berekenend; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; obsceen; schuin; slinks; sluw; vies; vunzig; zedeloos
customary gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal gewoontegetrouw; traditiegetrouw; traditioneel; volgens de traditie
cutting bijtend; doordringend; fel; gemeen; scherp fel; hanig; op afgebeten toon; pinnig; scherp; schril; snibbig; snijdend; stekend; vinnig; vlijmend
evil-minded gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals kwaadgezind
habitual gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
malicious gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; geniepig; giftig; gluiperig; hatelijk; in het geniep; kwaadaardig; kwalijk; listig; malicieus; slinks; snood; stekelig; stiekem; venijnig; verraderlijk; vijandig
mean achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; min; onedel; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; listig; nagemaakt; onecht; onwaar; ploertig; slinks; snood; stiekem; vals; verachtelijk; vuig
nasty achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; donker; doortrapt; dubieus; duister; geniepig; glibberig; gluiperig; grof; in het geniep; kwalijk; laag-bij-de-grond; listig; lomp; misselijk; naar; obscuur; onguur; onpasselijk; onwel; pesterig; plat; platvloers; ploertig; schunnig; slinks; snood; stiekem; triviaal; verdacht; vunzig
ordinary gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
pedestrian gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
roguish boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; guitig; leep; link; listig; loos; olijk; slinks; sluw; vrij; zonder taak
shrewd achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt berekenend; bij de pinken; clever; gehaaid; geslepen; gewiekst; goochem; kien; leep; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
slippery achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt glad; glibberig; obsceen; schuin; slipgevaarlijk; vies; vunzig; zedeloos
usual gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
vicious achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals achterbaks; boos; boosaardig; gebelgd; geniepig; giftig; gluiperig; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; malicieus; nijdig; snood; stiekem; venijnig; verbolgen; verraderlijk; vertoornd; vicieus
vile achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; onedel; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; laaghartigste; laagste; snood; stiekem
villainous boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals ploerterig; ploertig; smiechterig
- boosaardig; kwaadaardig; laag
AdverbRelated TranslationsOther Translations
badly gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals
commonly gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
ordinarily gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bad gemeen; min; slecht; vals achterbaks; ernaast; fout; foutief; geniepig; gluiperig; in het geniep; mis; onjuist; onwaar; slap; slapjes; snood; stiekem; ten onrechte; verkeerd
blackguardly boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
false achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals bedriegelijk; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; laag; leugenachtig; mis; nagemaakt; niet echt; onecht; onjuist; onwaar; onwaarachtig; ten onrechte; vals; verachtelijk; verkeerd
low achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals achterbaks; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; laaghangend; laagstaand; niet hoog; snood; stiekem
quite common gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal doodgewoon
scoundrelly boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
sharp achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bijdehand; bitter; gehaaid; gevat; gewiekst; giftig; intelligent; kien; kwaad; messcherp; nijdig; op afgebeten toon; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; schril; slim; snedig; snijdend; snugger; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt; uitgeslapen; vlijmend; vlijmscherp; woedend; zeer boos
sly achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt arglistig; berekenend; bij de pinken; clever; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; goochem; kien; leep; link; listig; loos; pesterig; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vrij; zonder taak
underhand achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; doortrapt; geniepig; gevaarlijk; gluiperig; heimelijk; in het geniep; listig; onderhands; slinks; snood; stiekem; stilletjes; vals; verraderlijk
with evil intention gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals

Related Words for "gemeen":


Synonyms for "gemeen":


Antonyms for "gemeen":


Related Definitions for "gemeen":

  1. met slechte bedoelingen1
    • het is een gemene streek dat je die poes zo plaagt1
  2. van meer mensen, gezamenlijk1
    • we hebben gemeen dat we altijd vroeg opstaan1

Wiktionary Translations for gemeen:

gemeen
adjective
  1. beneden de gordel, buiten alle regels
gemeen
adjective
  1. naughty
  2. powerful; fierce; harsh; damaging
  3. acting without consideration of others
  4. causing or intending to cause intentional harm
  5. not nice; mean; heartless
  6. usual
  7. mutual
  8. of or like a bastard (bad person)
  9. sharp and harsh
  10. part of the common rabble
  11. mean
  12. having to do with common people
  1. shared with others

Cross Translation:
FromToVia
gemeen abject abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
gemeen common; joint; communal; concerted; generic; mutual; single commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
gemeen gross; nasty; foul; lousy; low; lowlife; sleazy dégoutant — Qui donne du dégout.
gemeen disgusting dégoûtant — Qui donner du dégoût.
gemeen abject; depraved; ignoble; low; lowlife; mean; sordid; vile lâche — Méprisable
gemeen unhealthy; ill; sick; unwell; ailing malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général).
gemeen mean; wicked méchantmauvais, antonyme : lien|bon|fr.
gemeen repulsive; loathsome; detestable; vile repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût.

External Machine Translations: