Dutch

Detailed Translations for stichten from Dutch to English

stichten:

stichten verb (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)

  1. stichten (oprichten; instellen; invoeren)
    to establish; to found; to raise; to lay the foundations; to ground; to tune
    • establish verb (establishes, established, establishing)
    • found verb (founds, founded, founding)
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • lay the foundations verb (lays the foundations, laid the foundations, laying the foundations)
    • ground verb (grounds, grounded, grounding)
    • tune verb (tunes, tuned, tuning)

Conjugations for stichten:

o.t.t.
  1. sticht
  2. sticht
  3. sticht
  4. stichten
  5. stichten
  6. stichten
o.v.t.
  1. stichtte
  2. stichtte
  3. stichtte
  4. stichtten
  5. stichtten
  6. stichtten
v.t.t.
  1. heb gesticht
  2. hebt gesticht
  3. heeft gesticht
  4. hebben gesticht
  5. hebben gesticht
  6. hebben gesticht
v.v.t.
  1. had gesticht
  2. had gesticht
  3. had gesticht
  4. hadden gesticht
  5. hadden gesticht
  6. hadden gesticht
o.t.t.t.
  1. zal stichten
  2. zult stichten
  3. zal stichten
  4. zullen stichten
  5. zullen stichten
  6. zullen stichten
o.v.t.t.
  1. zou stichten
  2. zou stichten
  3. zou stichten
  4. zouden stichten
  5. zouden stichten
  6. zouden stichten
en verder
  1. ben gesticht
  2. bent gesticht
  3. is gesticht
  4. zijn gesticht
  5. zijn gesticht
  6. zijn gesticht
diversen
  1. sticht!
  2. stichtt!
  3. gesticht
  4. stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
ground aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen; vloer
raise aankweken; doen voorttelen; fokken
tune deun; deuntje; melodie; wijs; wijsje
VerbRelated TranslationsOther Translations
establish instellen; invoeren; oprichten; stichten aanstellen; benoemen; bepalen; bouwen; constateren; construeren; determineren; installeren; koloniseren; oprichten; optrekken; overeindzetten; settelen; vaststellen; vestigen
found instellen; invoeren; oprichten; stichten funderen; koloniseren; onderbouwen; onderheien; settelen; vestigen
ground instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; funderen; gronden; hameren; kloppen met een hamer; koloniseren; onderbouwen; onderheien; settelen; vestigen
lay the foundations instellen; invoeren; oprichten; stichten funderen; gronden; grondvesten; koloniseren; settelen; vestigen
raise instellen; invoeren; oprichten; stichten aankaarten; aansnijden; aanvoeren; bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; entameren; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naar voren brengen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhooghalen; omhoogheffen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; opheffen; ophijsen; ophogen; opperen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; opwerpen; overeindzetten; poneren; rechtop zetten; slangen bezweren; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
tune instellen; invoeren; oprichten; stichten afstellen; afstemmen; bijstellen; opvoeren; regelen; vergroten
- beginnen; oprichten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
found aangetroffen; gevonden; onbedekt

Related Words for "stichten":


Synonyms for "stichten":


Antonyms for "stichten":


Related Definitions for "stichten":

  1. het laten ontstaan1
    • we gaan een gezin stichten1

Wiktionary Translations for stichten:

stichten
verb
  1. de grondslag voor iets leggen, iets instellen
stichten
verb
  1. to start organization
  2. To form; to set up in business

Cross Translation:
FromToVia
stichten ignite; kindle entfachengehoben: ein Feuer oder einen Brand entstehen lassen
stichten establish etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
stichten cause; chat; gossip; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; give rise to; pose; result; inflict; wreak causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
stichten determine; fix; set; cause; give rise to; result in; decide; persuade; move; induce; inflict; wreak; settle; talk round; bring round; pose; provoke déterminerfixer les limites de, délimiter précisément.
stichten erect; establish; found; form fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.
stichten procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.

sticht:

sticht [het ~] noun

  1. het sticht (bisdom)
    the diocese

Translation Matrix for sticht:

NounRelated TranslationsOther Translations
diocese bisdom; sticht

Related Words for "sticht":


External Machine Translations:

Related Translations for stichten