Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stijf maken:


Dutch

Detailed Translations for stijf maken from Dutch to English

stijf maken:

stijf maken verb (maak stijf, maakt stijf, maakte stijf, maakten stijf, stijf gemaakt)

  1. stijf maken (stijven)
    stiffen; to starch

Conjugations for stijf maken:

o.t.t.
  1. maak stijf
  2. maakt stijf
  3. maakt stijf
  4. maken stijf
  5. maken stijf
  6. maken stijf
o.v.t.
  1. maakte stijf
  2. maakte stijf
  3. maakte stijf
  4. maakten stijf
  5. maakten stijf
  6. maakten stijf
v.t.t.
  1. heb stijf gemaakt
  2. hebt stijf gemaakt
  3. heeft stijf gemaakt
  4. hebben stijf gemaakt
  5. hebben stijf gemaakt
  6. hebben stijf gemaakt
v.v.t.
  1. had stijf gemaakt
  2. had stijf gemaakt
  3. had stijf gemaakt
  4. hadden stijf gemaakt
  5. hadden stijf gemaakt
  6. hadden stijf gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal stijf maken
  2. zult stijf maken
  3. zal stijf maken
  4. zullen stijf maken
  5. zullen stijf maken
  6. zullen stijf maken
o.v.t.t.
  1. zou stijf maken
  2. zou stijf maken
  3. zou stijf maken
  4. zouden stijf maken
  5. zouden stijf maken
  6. zouden stijf maken
en verder
  1. ben stijf gemaakt
  2. bent stijf gemaakt
  3. is stijf gemaakt
  4. zijn stijf gemaakt
  5. zijn stijf gemaakt
  6. zijn stijf gemaakt
diversen
  1. maak stijf!
  2. maakt stijf!
  3. stijf gemaakt
  4. stijf makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stijf maken:

NounRelated TranslationsOther Translations
starch stijfsel; zetmeel
VerbRelated TranslationsOther Translations
starch stijf maken; stijven
stiffen stijf maken; stijven verstarren; verstenen; verstijven

Related Translations for stijf maken