Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. keper:
  2. keperen:


Dutch

Detailed Translations for keper from Dutch to Spanish

keper:

keper [de ~ (m)] noun

  1. de keper (keperstof)
    la sarga

Translation Matrix for keper:

NounRelated TranslationsOther Translations
sarga keper; keperstof dundoek; vlaggendoek

Related Words for "keper":

  • keperen, kepers, kepertje, kepertjes

keperen:

keperen verb (keper, kepert, keperde, keperden, gekeperd)

  1. keperen

Conjugations for keperen:

o.t.t.
  1. keper
  2. kepert
  3. kepert
  4. keperen
  5. keperen
  6. keperen
o.v.t.
  1. keperde
  2. keperde
  3. keperde
  4. keperden
  5. keperden
  6. keperden
v.t.t.
  1. ben gekeperd
  2. bent gekeperd
  3. is gekeperd
  4. zijn gekeperd
  5. zijn gekeperd
  6. zijn gekeperd
v.v.t.
  1. was gekeperd
  2. was gekeperd
  3. was gekeperd
  4. waren gekeperd
  5. waren gekeperd
  6. waren gekeperd
o.t.t.t.
  1. zal keperen
  2. zult keperen
  3. zal keperen
  4. zullen keperen
  5. zullen keperen
  6. zullen keperen
o.v.t.t.
  1. zou keperen
  2. zou keperen
  3. zou keperen
  4. zouden keperen
  5. zouden keperen
  6. zouden keperen
diversen
  1. keper!
  2. kepert!
  3. gekeperd
  4. keperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for keperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cruzar overlopen; oversteken
VerbRelated TranslationsOther Translations
cruzar keperen doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; dwars oversteken; een kruis slaan; in tweeën houwen; klieven; kloven; kruisen; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken
tejer con sarga keperen

Related Words for "keperen":


Related Translations for keper