Dutch

Detailed Translations for luid from Dutch to Spanish

luid:


Translation Matrix for luid:

NounRelated TranslationsOther Translations
alto halt
fuerte citadel; deurslot; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterke kant; sterke zijde
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- hard
AdverbRelated TranslationsOther Translations
mucho heel veel; veel
OtherRelated TranslationsOther Translations
alto ho
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a gritos luid; luidkeels; uit volle borst
a voces luid; luidkeels; uit volle borst
a voz en cuello luid; luidkeels; uit volle borst
a voz en grito luid; luidkeels; uit volle borst
agitado hard; hardop; luid bewogen; bezet; druk; drukbezet; geagiteerd; gehaast; gejaagd; geprikkeld; gestressed; geërgerd; geïrriteerd; haastig; hectisch; heftig; jachtig; joelend; levendig; onbeheerst; ongedurig; onrustig; onstuimig; roerig; rusteloos; schreeuwend; turbulent; veelbewogen; verhit; woelig
alto hard; hardop; luid; luid klinkend; luidkeels; uit volle borst breed; enorm; fors; groot; heel erg; hoog; hoog gegroeid; hoog gerezen; hooggelegen; in zeer hoge mate; lang; reuze; uit de kluiten gewassen
bullicioso hard; hardop; luid opzichtig; protserig; roezemoezig; schreeuwerig
duro hard; hardop; luid agressief; direct; doordringend; eigenwijs; eigenzinnig; emotieloos; genadeloos; gevoelloos; gewelddadig; hard; hardhandig; hardhoofdig; hardvochtig; harteloos; indringend; lastig; liefdeloos; meedogenloos; moeilijk; niet makkelijk; onbarmhartig; onbuigzaam; ongemakkelijk; ongenadig; ongevoelig; ongezouten; onverzettelijk; onzacht; ruw; schel klinkend; scherp; stijfjes; stijfkoppig; stug; taai; volhoudend; week; zielloos; zwaar; zwak
en voz alta hard; hardop; luid; luid klinkend; luidkeels; uit volle borst opzichtig; protserig; schreeuwerig
estrepitoso hard; hardop; luid
estruendoso hard; hardop; luid opzichtig; protserig; schreeuwerig
fuerte hard; hardop; luid bitter teleurgesteld; blijvend; breed; dapper; degelijke; doordringend; duurzaam; duurzame; felle; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; grimmig; hard; heldhaftig; heroïsch; hoog; indringend; intens; intensief; keihard; kloek; krachtig; massief; met een krachtige uitwerking; met hoge snelheid; moedig; moreel sterk; onderdrukt; onverschrokken; opgekropt; pittig; potig; robuust; schel; schel klinkend; scherp; schril; snerpend; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stout; stoutmoedig; straf; struis; uit de kluiten gewassen; verbeten; verbitterd; verkropt; zwaar; zwaargebouwd
inflexible hard; hardop; luid gestreng; niet toegevend; onbuigzaam; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar; onverzettelijk; stijfkoppig; streng; stug; taai
mucho hard; hardop; luid bijzonder; boordevol; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; dikwijls; excessief; extreem; frequent; heel erg; hogelijk; intens; intensief; meermaals; menigmaal; pijnlijk; regelmatig; ten zeerste; uitermate; uiterst; vaak; veel; veelvuldig; volop; zeer; zeerste
muy hard; hardop; luid behoorlijk; behoorlijke; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; dikwijls; erg; excessief; extreem; fantastisch; formidabel; frequent; geducht; geweldig; heel erg; hogelijk; in hoge mate; intens; intensief; meermaals; menigmaal; pijnlijk; prachtig; regelmatig; ten zeerste; uitermate; uiterst; vaak; veel; veelvuldig; zeer; zeerste
riguroso hard; hardop; luid bindend; bitter teleurgesteld; dwingend; exact; felle; guur; kil; onvermurwbaar; precies; punctueel; rigoureus; stipt; streng; strikt; stringent; verbitterd
ruidoso hard; hardop; lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig gehorig; joelend; opzichtig; protserig; schreeuwend; schreeuwerig
severo hard; hardop; luid corpulent; dik; doordringend; emotieloos; gestreng; gevoelloos; gezet; hard; hardvochtig; harteloos; indringend; liefdeloos; lijvig; niet toegevend; ongevoelig; onvermurwbaar; schel klinkend; scherp; streng; strikt; stringent; vlijmend; vlijmscherp; zielloos; zwaarlijvig
tumultuoso hard; hardop; luid joelend; opzichtig; protserig; schreeuwend; schreeuwerig
velozmente hard; hardop; luid hard; keihard; met hoge snelheid; rap; snel; vlot; vlug

Related Words for "luid":

  • luidheid, luider, luidere, luidst, luidste

Synonyms for "luid":


Antonyms for "luid":


Related Definitions for "luid":

  1. krachtig, overduidelijk te horen1
    • met luide stem riep hij ons1

Wiktionary Translations for luid:


Cross Translation:
FromToVia
luid fuerte loud — of a sound
luid fuerte laut — von Ton und Stimmen : stark, intensiv
luid fuerte; intenso sonore — Qui rendre un son.

luid form of luiden:

luiden verb (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)

  1. luiden (beieren)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    sonar
  2. luiden (klank voortbrengen; klinken)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    sonar; repicar
  3. luiden (bonzen)
  4. luiden (klokluiden)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1

Conjugations for luiden:

o.t.t.
  1. luid
  2. luidt
  3. luidt
  4. luiden
  5. luiden
  6. luiden
o.v.t.
  1. luidde
  2. luidde
  3. luidde
  4. luidden
  5. luidden
  6. luidden
v.t.t.
  1. heb geluid
  2. hebt geluid
  3. heeft geluid
  4. hebben geluid
  5. hebben geluid
  6. hebben geluid
v.v.t.
  1. had geluid
  2. had geluid
  3. had geluid
  4. hadden geluid
  5. hadden geluid
  6. hadden geluid
o.t.t.t.
  1. zal luiden
  2. zult luiden
  3. zal luiden
  4. zullen luiden
  5. zullen luiden
  6. zullen luiden
o.v.t.t.
  1. zou luiden
  2. zou luiden
  3. zou luiden
  4. zouden luiden
  5. zouden luiden
  6. zouden luiden
diversen
  1. luid!
  2. luidt!
  3. geluid
  4. luidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
golpear bekloppen
llamar a la puerta aanbellen; aankloppen; bellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
campanear klokluiden; luiden
golpear bonzen; luiden aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; kloppen; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
llamar a la puerta bonzen; luiden aanbellen; bellen
palpitar con fuerza bonzen; luiden
repicar klank voortbrengen; klinken; luiden kletteren; klingelen; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
sonar beieren; klank voortbrengen; klinken; luiden bellen; doorklinken; echoën; galmen; geluid maken; kletteren; klingelen; met krachtige stem zingen; naklinken; overgaan; rammelen; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen

Related Definitions for "luiden":

  1. een helder klinkend geluid laten horen1
    • de klok luidt1
  2. zijn of klinken1
    • zijn antwoord luidt positief1

Wiktionary Translations for luiden:

luiden
verb
  1. doen klinken, gewoonlijk van een bel

Cross Translation:
FromToVia
luiden sonar ring — to make produce sound
luiden decir say — to pronounce
luiden tocar toll — to make the noise of a bell
luiden sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar sonnerrendre un son.
luiden tintinar; tintinear tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

External Machine Translations:

Related Translations for luid