Dutch
Detailed Synonyms for bezoek brengen in Dutch
bezoek brengen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bezoek: bezoek; aanloop; visite
- bezoeken: aankomen; bezoeken; opzoeken; langskomen; inlopen; voorbijkomen; op bezoek komen; langsgaan; op visite gaan; iemand opzoeken
- brengen: leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; meebrengen; langs brengen; afgeven