Summary
Dutch Synonyms: more detail...
-
passabel:
The word passabel exists in our database, but we currently do not have a translation from Dutch to Dutch.
Dutch
Detailed Synonyms for passabel in Dutch
passabel: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pas: pas; net; juist; zojuist; daarnet; zonet; stap; schrede; laatst; onlangs; recentelijk; kortgeleden; laatstelijk; kortelings; bergpas; paspoort; nauwelijks; identiteitsbewijs; bankpas
- sabel: sabel; slagwapen
- passen: passen; bijpassen; betamen; aanpassen; op proef aantrekken; proberen; aanproberen; uitkomen; schikken; gelegen komen; conveniëren; aftellen; geld afpassen; geschikt zijn; deugen; passend zijn; stappen; treden; voetstappen; schreden; aan proberen