Dutch
Detailed Synonyms for uitschakelen in Dutch
uitschakelen:
-
uitschakelen
-
uitschakelen
-
uitschakelen
Conjugations for uitschakelen:
o.t.t.
- schakel uit
- schakelt uit
- schakelt uit
- schakelen uit
- schakelen uit
- schakelen uit
o.v.t.
- schakelde uit
- schakelde uit
- schakelde uit
- schakelden uit
- schakelden uit
- schakelden uit
v.t.t.
- heb uitgeschakeld
- hebt uitgeschakeld
- heeft uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
- hebben uitgeschakeld
v.v.t.
- had uitgeschakeld
- had uitgeschakeld
- had uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
- hadden uitgeschakeld
o.t.t.t.
- zal uitschakelen
- zult uitschakelen
- zal uitschakelen
- zullen uitschakelen
- zullen uitschakelen
- zullen uitschakelen
o.v.t.t.
- zou uitschakelen
- zou uitschakelen
- zou uitschakelen
- zouden uitschakelen
- zouden uitschakelen
- zouden uitschakelen
en verder
- ben uitgeschakeld
- bent uitgeschakeld
- is uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
- zijn uitgeschakeld
diversen
- schakel uit!
- schakelt uit!
- uitgeschakeld
- uitschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze