Spanish

Detailed Translations for envolver from Spanish to Dutch

envolver:

envolver verb

  1. envolver (embalar; empaquetar)
    emballeren; inpakken; verpakken; inwikkelen
    • emballeren verb (emballeer, emballeert, emballeerde, emballeerden, geëmbaleerd)
    • inpakken verb (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)
    • verpakken verb (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)
    • inwikkelen verb (wikkel in, wikkelt in, wikkelde in, wikkelden in, ingewikkeld)
  2. envolver (abarcar; incluir; acompañar; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen verb (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen verb (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten verb (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten verb
  3. envolver (rodear; encerrar; circundar)
    omgeven; omringen
    • omgeven verb (omgeef, omgeeft, omgaf, omgaven, omgeven)
    • omringen verb (omring, omringt, omringde, omringden, omringd)
  4. envolver (limitar; restringir; incluir; )
    beperken; inkapselen; limiteren; inperken; indammen
    • beperken verb (beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
    • inkapselen verb (kapsel in, kapselt in, kapselde in, kapselden in, ingekapseld)
    • limiteren verb (limiteer, limiteert, limiteerde, limiteerden, gelimiteerd)
    • inperken verb (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
    • indammen verb (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)
  5. envolver (abarcar; incluir; contener; )
    omvatten
    • omvatten verb (omvat, omvatte, omvatten, omvat)
  6. envolver
    omwikkelen
    • omwikkelen verb (omwikkel, omwikkelt, omwikkelde, omwikkelden, omwikkeld)
  7. envolver (abrigar con algo; empaquetar)
    wikkelen
    • wikkelen verb (wikkel, wikkelt, wikkelde, wikkelden, gewikkeld)
  8. envolver (drapear; cubrir; cubrir con tela)
    draperen; met stof behangen
    • draperen verb (drapeer, drapeert, drapeerde, drapeerden, gedrapeerd)
    • met stof behangen verb (behang met stof, behangt met stof, behing met stof, behingen met stof, met stof behangen)
  9. envolver (complicarse; involucrar; atrapar; enredar)
    compliceren; moeilijk maken; ingewikkeld maken
    • compliceren verb (compliceer, compliceert, compliceerde, compliceerden, gecompliceerd)
    • moeilijk maken verb (maak moeilijk, maakt moeilijk, maakte moeilijk, maakten moeilijk, moeilijk gemaakt)
    • ingewikkeld maken verb (maak ingewikkeld, maakt ingewikkeld, maakte ingewikkeld, maakten ingewikkeld, ingewikkeld gemaakt)
  10. envolver (abarcar; incluir; contener; englobar)
    omspannen; met handen omvatten
  11. envolver (atar)
    omwinden; ombinden; om het lijf binden
  12. envolver (contornear; abrazar; abarcar)
    omtrekken
    • omtrekken verb (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)

Conjugations for envolver:

presente
  1. envuelvo
  2. envuelves
  3. envuelve
  4. envolvemos
  5. envolvéis
  6. envuelven
imperfecto
  1. envolvía
  2. envolvías
  3. envolvía
  4. envolvíamos
  5. envolvíais
  6. envolvían
indefinido
  1. envolví
  2. envolviste
  3. envolvió
  4. envolvimos
  5. envolvisteis
  6. envolvieron
fut. de ind.
  1. envolveré
  2. envolverás
  3. envolverá
  4. envolveremos
  5. envolveréis
  6. envolverán
condic.
  1. envolvería
  2. envolverías
  3. envolvería
  4. envolveríamos
  5. envolveríais
  6. envolverían
pres. de subj.
  1. que envuelva
  2. que envuelvas
  3. que envuelva
  4. que envolvamos
  5. que envolváis
  6. que envuelvan
imp. de subj.
  1. que envolviera
  2. que envolvieras
  3. que envolviera
  4. que envolviéramos
  5. que envolvierais
  6. que envolvieran
miscelánea
  1. ¡envuelve!
  2. ¡envolved!
  3. ¡no envuelvas!
  4. ¡no envolváis!
  5. envuelto
  6. envolviendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for envolver:

NounRelated TranslationsOther Translations
beperken dificultar; estorbar; obstaculizar; obstruir
bijvoegen añadir; incorporar
indammen contrarrestar; ir en contra de
toevoegen añadir; incorporar
verpakken empalar; empaquetar; envasado
VerbRelated TranslationsOther Translations
beperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir acorralar; acotar; apear; atenuar; cercar; cercenar; cerrar; colocar; depositar; derrocar; deslindar; destituir; destronar; encerrar; estafar; limitar; recortar; reducir; reducirse; restringir; vallar
bijsluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
bijvoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
compliceren atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar
draperen cubrir; cubrir con tela; drapear; envolver
emballeren embalar; empaquetar; envolver empaquetar; hacer las maletas
erbij betrekken envolver a u.p. en; hacer participar a u.p. en; implicar a u.p. en
indammen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir cerrar con un dique; construir un dique alrededor de; poner diques a; rodear de un dique
ingewikkeld maken atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar
inkapselen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir encapsular; encintar
inpakken embalar; empaquetar; envolver abrigar con algo; embalar; empaquetar; encapsular; hacer las maletas
inperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir atenuar; limitar; recortar; reducir; reducirse; truncar
insluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acorralar; cercar; ceñir; encerrar; incluir; insertar; rodear
inwikkelen embalar; empaquetar; envolver
limiteren acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir
met handen omvatten abarcar; contener; englobar; envolver; incluir
met stof behangen cubrir; cubrir con tela; drapear; envolver
moeilijk maken atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar complicar; complicarse
om het lijf binden atar; envolver
ombinden atar; envolver
omgeven circundar; encerrar; envolver; rodear
omringen circundar; encerrar; envolver; rodear
omspannen abarcar; contener; englobar; envolver; incluir apretar; ceñir
omtrekken abarcar; abrazar; contornear; envolver
omvatten abarcar; acorralar; ceñir; comprender; comprimir; contener; contornear; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir
omwikkelen envolver
omwinden atar; envolver
toevoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; anexar; apostar; añadir; completar; contar; contar también; incluir; insertar; sumar; suplir el déficit
verpakken embalar; empaquetar; envolver encapsular
verwikkelen complicar; enredar; involucrar
wikkelen abrigar con algo; empaquetar; envolver
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
inkapselen encapsular
OtherRelated TranslationsOther Translations
erbij betrekken envolver
verwikkelen envolver

Synonyms for "envolver":


Wiktionary Translations for envolver:

envolver
verb
  1. betrekken bij
  2. in een verpakking doen
  3. zich iets op min of meer onrechtmatige wijze meester maken van iets
  4. iets omgeven
  5. aan alle kanten omsluiten

Cross Translation:
FromToVia
envolver omvatten; omhullen envelop — to surround or enclose
envolver oprollen roll — to bind or involve by winding
envolver omgeven; omringen; omcirkelen; omsingelen; insluiten surround — to encircle something or simultaneously extend in all directions
envolver inpakken wrap — enclose in fabric, paper, etc
envolver omslag wrap — garment
envolver baken; inbakeren; inzwachtelen; omwikkelen emmaillotermettre un petit enfant dans un maillot.
envolver oprollen; strengelen; wikkelen; winden enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.

External Machine Translations:

Related Translations for envolver