Spanish

Detailed Translations for reenviar from Spanish to Dutch

reenviar:

reenviar verb

  1. reenviar (devolver; volver a enviar; remitir; )
    terugsturen
    • terugsturen verb (stuur terug, stuurt terug, stuurde terug, stuurden terug, teruggestuurd)
  2. reenviar (devolver; restituir)
    retourneren; teruggeven; terugzenden; terugbrengen
    • retourneren verb (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • teruggeven verb (geef terug, geeft terug, gaf terug, gaven terug, teruggegeven)
    • terugzenden verb (zend terug, zendt terug, zond terug, zonden terug, teruggezonden)
    • terugbrengen verb (breng terug, brengt terug, bracht terug, brachten terug, teruggebracht)
  3. reenviar (reexpedir; enviar)
    doorzenden; doorsturen
    • doorzenden verb (zend door, zendt door, zond door, zonden door, doorgezonden)
    • doorsturen verb (stuur door, stuurt door, stuurde door, stuurden door, doorgestuurd)
  4. reenviar (restituir; traer; remitir; )
    terugbezorgen
    • terugbezorgen verb (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)
  5. reenviar
    doorsturen
    • doorsturen verb (stuur door, stuurt door, stuurde door, stuurden door, doorgestuurd)

Conjugations for reenviar:

presente
  1. reenvío
  2. reenvías
  3. reenvía
  4. reenviamos
  5. reenviáis
  6. reenvían
imperfecto
  1. reenviaba
  2. reenviabas
  3. reenviaba
  4. reenviábamos
  5. reenviabais
  6. reenviaban
indefinido
  1. reenvié
  2. reenviaste
  3. reenvió
  4. reenviamos
  5. reenviasteis
  6. reenviaron
fut. de ind.
  1. reenviaré
  2. reenviarás
  3. reenviará
  4. reenviaremos
  5. reenviaréis
  6. reenviarán
condic.
  1. reenviaría
  2. reenviarías
  3. reenviaría
  4. reenviaríamos
  5. reenviaríais
  6. reenviarían
pres. de subj.
  1. que reenvíe
  2. que reenvíes
  3. que reenvíe
  4. que reenviemos
  5. que reenviéis
  6. que reenvíen
imp. de subj.
  1. que reenviara
  2. que reenviaras
  3. que reenviara
  4. que reenviáramos
  5. que reenviarais
  6. que reenviaran
miscelánea
  1. ¡reenvía!
  2. ¡reenviad!
  3. ¡no reenvíes!
  4. ¡no reenviéis!
  5. reenviado
  6. reenviando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for reenviar:

VerbRelated TranslationsOther Translations
doorsturen enviar; reenviar; reexpedir
doorzenden enviar; reenviar; reexpedir
retourneren devolver; reenviar; restituir dar la vuelta; dar marcha atrás; regresar; retroceder
terugbezorgen devolver; llevar; reembolsar; reenviar; remitir; restablecer; restituir; traer
terugbrengen devolver; reenviar; restituir
teruggeven devolver; reenviar; restituir
terugsturen devolver; no dejar pasar; reembolsar; reenviar; remitir; restituir; volver a enviar
terugzenden devolver; reenviar; restituir

External Machine Translations: