Summary
Dutch
Detailed Translations for chanteren from Dutch to German
chanteren:
Conjugations for chanteren:
o.t.t.
- chanteer
- chanteert
- chanteert
- chanteren
- chanteren
- chanteren
o.v.t.
- chanteerde
- chanteerde
- chanteerde
- chanteerden
- chanteerden
- chanteerden
v.t.t.
- heb gechanteerd
- hebt gechanteerd
- heeft gechanteerd
- hebben gechanteerd
- hebben gechanteerd
- hebben gechanteerd
v.v.t.
- had gechanteerd
- had gechanteerd
- had gechanteerd
- hadden gechanteerd
- hadden gechanteerd
- hadden gechanteerd
o.t.t.t.
- zal chanteren
- zult chanteren
- zal chanteren
- zullen chanteren
- zullen chanteren
- zullen chanteren
o.v.t.t.
- zou chanteren
- zou chanteren
- zou chanteren
- zouden chanteren
- zouden chanteren
- zouden chanteren
en verder
- ben gechanteerd
- bent gechanteerd
- is gechanteerd
- zijn gechanteerd
- zijn gechanteerd
- zijn gechanteerd
diversen
- chanteer!
- chanteert!
- gechanteerd
- chanterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for chanteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abnötigen | afpersen; chanteren | afdwingen; dwingen; forceren; intimideren; onder druk zetten |
abzwingen | afpersen; chanteren | afdwingen; dwingen; forceren; intimideren; onder druk zetten |
erpressen | afpersen; chanteren | afdwingen; binden; door iets genoodzaakt worden; dwingen; forceren; intimideren; knevelen; knopen; noodzaken; nopen; onder druk zetten; strikken; vastbinden; vastmaken |
erzwingen | afpersen; chanteren | afdwingen; dwingen; forceren; geweld gebruiken; intimideren; onder druk zetten |