Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doortrokken:
  2. doortrekken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doortrokken from Dutch to German

doortrokken:

doortrokken adj

  1. doortrokken (doordrongen; vervuld)

Translation Matrix for doortrokken:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
durchdrungen doordrongen; doortrokken; vervuld

doortrokken form of doortrekken:

doortrekken verb (trek door, trekt door, trok door, trokken door, doorgetrokken)

  1. doortrekken (wegspoelen; doorspoelen; spoelen)
    spülen; durchspülen von Toilette

Conjugations for doortrekken:

o.t.t.
  1. trek door
  2. trekt door
  3. trekt door
  4. trekken door
  5. trekken door
  6. trekken door
o.v.t.
  1. trok door
  2. trok door
  3. trok door
  4. trokken door
  5. trokken door
  6. trokken door
v.t.t.
  1. heb doorgetrokken
  2. hebt doorgetrokken
  3. heeft doorgetrokken
  4. hebben doorgetrokken
  5. hebben doorgetrokken
  6. hebben doorgetrokken
v.v.t.
  1. had doorgetrokken
  2. had doorgetrokken
  3. had doorgetrokken
  4. hadden doorgetrokken
  5. hadden doorgetrokken
  6. hadden doorgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal doortrekken
  2. zult doortrekken
  3. zal doortrekken
  4. zullen doortrekken
  5. zullen doortrekken
  6. zullen doortrekken
o.v.t.t.
  1. zou doortrekken
  2. zou doortrekken
  3. zou doortrekken
  4. zouden doortrekken
  5. zouden doortrekken
  6. zouden doortrekken
en verder
  1. is doorgetrokken
  2. zijn doorgetrokken
diversen
  1. trek door!
  2. trekt door!
  3. doorgetrokken
  4. doortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doortrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchspülen von Toilette doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen
spülen doorspoelen; doortrekken; spoelen; wegspoelen aandrijven; aanspoelen; afwassen; vaat doen

Related Definitions for "doortrekken":

  1. met water schoonspoelen1
    • je moet de WC doortrekken1

Wiktionary Translations for doortrekken:


Cross Translation:
FromToVia
doortrekken sättigen saturer — chimie|fr dissoudre dans un liquide la quantité maximale qu’il pouvoir absorber d’une substance.