Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gelovigheid:
  2. gelovig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gelovigheid from Dutch to German

gelovigheid:

gelovigheid [de ~ (v)] noun

  1. de gelovigheid
    die Gläubigkeit

Translation Matrix for gelovigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gläubigkeit gelovigheid

Related Words for "gelovigheid":


gelovig:


Translation Matrix for gelovig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
andächtig geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom aandachtig; belangstellend; devoot; eerbiedig; geïnteresseerd; godsvruchtig; imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend; oplettend; opmerkzaam; vol achting; vroom
devot geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom devoot; godsvruchtig; vroom
fromm geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom devoot; godsdienstig; godsvruchtig; kerkelijk; kerks; kerksgezind; religieus; stichtelijk; verheffend; vroom
geistlich geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom geestelijk; herderlijk; kerkelijk; kerks; kerksgezind; pastoraal; psychisch; psychische; van een geestelijk herder
gläubig geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom devoot; godsdienstig; godsvruchtig; kerkelijk; kerks; kerksgezind; religieus; vroom
gottesfürchtig geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom devoot; godsdienstig; godsvruchtig; godvrezend; kerkelijk; kerks; kerksgezind; religieus; vroom
gottgläubig geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom
gottselig geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom devoot; gelukzalig; glorierijk; godsvruchtig; godzalig; heilig; verheerlijkt; verrukt; vroom; zalig; zielsgelukkig
kirchlich geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom christelijk; kerkelijk; kerks; kerksgezind
religiös geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom

Related Words for "gelovig":


Wiktionary Translations for gelovig:

gelovig
adjective
  1. vast en innig gelovend in een god of goden

Cross Translation:
FromToVia
gelovig religiös religieux — Qui est relatif à la religion.