Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. heilen:


Dutch

Detailed Translations for heilen from Dutch to German

heilen:

heilen [znw.] noun

  1. heilen (voordelen; baten)
    die Vorteile; die Segen

Translation Matrix for heilen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Segen baten; heilen; voordelen gezegende toestand; heil; voorspoed; welzijn; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening; zegens
Vorteile baten; heilen; voordelen