Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. meedoen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meedoen from Dutch to German

meedoen:

meedoen verb (doe mee, doet mee, deed mee, deden mee, meegedaan)

  1. meedoen (deelnemen; participeren)
    teilnehmen; mittun; mitmachen; teilhaben; miterleben
    • teilnehmen verb (nehme teil, nimmst teil, nimmt teil, nahm teil, nahmt teil, teilgenommen)
    • mittun verb (tue mit, tust mit, tut mit, tat mit, tatet mit, mitgetan)
    • mitmachen verb (mache mit, machst mit, macht mit, machte mit, machtet mit, mitgemacht)
    • teilhaben verb (habe teil, hast teil, hat teil, hatte teil, hattet teil, teilgehabt)
    • miterleben verb (miterlebee, miterlebest, miterlebet, miterlebete, miterlebetet, miterlebt)
  2. meedoen (meespelen)
    teilnehmen; mitspielen; teilhaben an; mitmachen; sich beteiligen; mittun
    • teilnehmen verb (nehme teil, nimmst teil, nimmt teil, nahm teil, nahmt teil, teilgenommen)
    • mitspielen verb (spiele mit, spielst mit, spielt mit, spielte mit, spieltet mit, mitgespielt)
    • teilhaben an verb (habe teil an, hast teil an, hat teil an, hatte teil an, hattet teil an, teilgehabt an)
    • mitmachen verb (mache mit, machst mit, macht mit, machte mit, machtet mit, mitgemacht)
    • sich beteiligen verb (beteilige mich, beteiligst dich, beteiligt sich, beteiligte sich, beteiligtet euch, sich beteiligt)
    • mittun verb (tue mit, tust mit, tut mit, tat mit, tatet mit, mitgetan)

Conjugations for meedoen:

o.t.t.
  1. doe mee
  2. doet mee
  3. doet mee
  4. doen mee
  5. doen mee
  6. doen mee
o.v.t.
  1. deed mee
  2. deed mee
  3. deed mee
  4. deden mee
  5. deden mee
  6. deden mee
v.t.t.
  1. heb meegedaan
  2. hebt meegedaan
  3. heeft meegedaan
  4. hebben meegedaan
  5. hebben meegedaan
  6. hebben meegedaan
v.v.t.
  1. had meegedaan
  2. had meegedaan
  3. had meegedaan
  4. hadden meegedaan
  5. hadden meegedaan
  6. hadden meegedaan
o.t.t.t.
  1. zal meedoen
  2. zult meedoen
  3. zal meedoen
  4. zullen meedoen
  5. zullen meedoen
  6. zullen meedoen
o.v.t.t.
  1. zou meedoen
  2. zou meedoen
  3. zou meedoen
  4. zouden meedoen
  5. zouden meedoen
  6. zouden meedoen
diversen
  1. doe mee!
  2. doet mee!
  3. meegedaan
  4. meedoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meedoen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
miterleben deelnemen; meedoen; participeren doormaken
mitmachen deelnemen; meedoen; meespelen; participeren deel hebben aan; doormaken; meemaken
mitspielen meedoen; meespelen deel hebben aan
mittun deelnemen; meedoen; meespelen; participeren deel hebben aan
sich beteiligen meedoen; meespelen deel hebben aan
teilhaben deelnemen; meedoen; participeren condoleren; medeleven betuigen; meeleven; meevoelen
teilhaben an meedoen; meespelen deel hebben aan
teilnehmen deelnemen; meedoen; meespelen; participeren deel hebben aan; deelnemen

Related Definitions for "meedoen":

  1. samen met anderen iets doen1
    • mag ik meedoen met dat spel?1

Wiktionary Translations for meedoen:


Cross Translation:
FromToVia
meedoen teilnehmen participate — to join in, to take part, to involve oneself

Related Translations for meedoen