Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate reisseizoen

Translate reisseizoen from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

reisseizoen:
- Reisesaison; Urlaubszeit; Ferienzeit; Sommerzeit

Dutch

Detailed Translations for reisseizoen from Dutch to German

reisseizoen:

reisseizoen [het ~] noun

het reisseizoen
die Reisesaison; die Urlaubszeit; die Ferienzeit; die Sommerzeit
- Reisesaison [die ~] noun
- Urlaubszeit [die ~] noun
- Ferienzeit [die ~] noun
- Sommerzeit [die ~] noun

Translation Matrix for reisseizoen:

Noun	Related Translations	Other Translations
Ferienzeit	reisseizoen	vakantietijd
Reisesaison	reisseizoen
Sommerzeit	reisseizoen	zomertijd
Urlaubszeit	reisseizoen	snipperdag; vakantie; vakantietijd; verlof; verlofjaar; verloftijd

Related Words for "reisseizoen":

reisseizoenen