Dutch
Detailed Translations for ronddwalen from Dutch to English
ronddwalen:
Conjugations for ronddwalen:
o.t.t.
- dwaal rond
- dwaalt rond
- dwaalt rond
- dwalen rond
- dwalen rond
- dwalen rond
o.v.t.
- dwaalde rond
- dwaalde rond
- dwaalde rond
- dwaalden rond
- dwaalden rond
- dwaalden rond
v.t.t.
- heb rondgedwaald
- hebt rondgedwaald
- heeft rondgedwaald
- hebben rondgedwaald
- hebben rondgedwaald
- hebben rondgedwaald
v.v.t.
- had rondgedwaald
- had rondgedwaald
- had rondgedwaald
- hadden rondgedwaald
- hadden rondgedwaald
- hadden rondgedwaald
o.t.t.t.
- zal ronddwalen
- zult ronddwalen
- zal ronddwalen
- zullen ronddwalen
- zullen ronddwalen
- zullen ronddwalen
o.v.t.t.
- zou ronddwalen
- zou ronddwalen
- zou ronddwalen
- zouden ronddwalen
- zouden ronddwalen
- zouden ronddwalen
diversen
- dwaal rond!
- dwaalt rond!
- rondgedwaald
- ronddwalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ronddwalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
roam | dolen; ronddwalen; waren | aan de zwerf zijn; omzwerven; roamen; rondzwerven; zwalken; zwerven |
roam around | dolen; ronddwalen; waren |