Dutch
Detailed Translations for afdwingen from Dutch to English
afdwingen:
Conjugations for afdwingen:
o.t.t.
- dwing af
- dwingt af
- dwingt af
- dwingen af
- dwingen af
- dwingen af
o.v.t.
- dwong af
- dwong af
- dwong af
- dwongen af
- dwongen af
- dwongen af
v.t.t.
- heb afgedwongen
- hebt afgedwongen
- heeft afgedwongen
- hebben afgedwongen
- hebben afgedwongen
- hebben afgedwongen
v.v.t.
- had afgedwongen
- had afgedwongen
- had afgedwongen
- hadden afgedwongen
- hadden afgedwongen
- hadden afgedwongen
o.t.t.t.
- zal afdwingen
- zult afdwingen
- zal afdwingen
- zullen afdwingen
- zullen afdwingen
- zullen afdwingen
o.v.t.t.
- zou afdwingen
- zou afdwingen
- zou afdwingen
- zouden afdwingen
- zouden afdwingen
- zouden afdwingen
diversen
- dwing af!
- dwingt af!
- afgedwongen
- afdwingende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afdwingen (ontwringen)
the wresting from
Translation Matrix for afdwingen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
wresting from | afdwingen; ontwringen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
enforce | afdwingen; dwingen; forceren | aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; toepassen |