Dutch
Detailed Translations for vergaren from Dutch to English
vergaren:
-
vergaren (bijeenzoeken; verzamelen)
-
vergaren (bijeenzamelen; verzamelen; sparen; opeenhopen; oppotten)
Conjugations for vergaren:
o.t.t.
- vergaar
- vergaart
- vergaart
- vergaren
- vergaren
- vergaren
o.v.t.
- vergaarde
- vergaarde
- vergaarde
- vergaarden
- vergaarden
- vergaarden
v.t.t.
- heb vergaard
- hebt vergaard
- heeft vergaard
- hebben vergaard
- hebben vergaard
- hebben vergaard
v.v.t.
- had vergaard
- had vergaard
- had vergaard
- hadden vergaard
- hadden vergaard
- hadden vergaard
o.t.t.t.
- zal vergaren
- zult vergaren
- zal vergaren
- zullen vergaren
- zullen vergaren
- zullen vergaren
o.v.t.t.
- zou vergaren
- zou vergaren
- zou vergaren
- zouden vergaren
- zouden vergaren
- zouden vergaren
diversen
- vergaar!
- vergaart!
- vergaard
- vergarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze