Dutch

Detailed Translations for opper from Dutch to English

opper:


Related Words for "opper":

  • oppertje, oppertjes

Wiktionary Translations for opper:

opper
noun
  1. hoop gemaaid en gedroogd gras
opper
noun
  1. small pile

opperen:

opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)

  1. opperen (naar voren brengen; poneren)
    to propose; to raise; to bring forward; to initiate; to bring in; to present; to introduce; to nominate
    • propose verb (proposes, proposed, proposing)
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • bring forward verb (brings forward, brought forward, bringing forward)
    • initiate verb (initiates, initiated, initiating)
    • bring in verb (brings in, brought in, bringing in)
    • present verb (presents, presented, presenting)
    • introduce verb (introduces, introduced, introducing)
    • nominate verb (nominates, nominated, nominating)
  2. opperen (poneren; aanvoeren; te berde brengen)
    to propose; to suggest; to intimate
    • propose verb (proposes, proposed, proposing)
    • suggest verb (suggests, suggested, suggesting)
    • intimate verb (intimates, intimated, intimating)
  3. opperen (suggereren; naar voren brengen)
    to suggest; to prompt; to initiate; to raise; to bring in
    • suggest verb (suggests, suggested, suggesting)
    • prompt verb (prompts, prompted, prompting)
    • initiate verb (initiates, initiated, initiating)
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • bring in verb (brings in, brought in, bringing in)
  4. opperen (poneren; stellen; naar voren brengen)
    to postulate; to put forward; to raise; to introduce
    • postulate verb (postulates, postulated, postulating)
    • put forward verb (puts forward, put forward, putting forward)
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • introduce verb (introduces, introduced, introducing)
  5. opperen (te berde brengen; ter sprake brengen; aanvoeren; )
    to broach a subject; to raise; to put forward; to initiate; to broach; to sting; to reap; to bring up; to put on the table; to cut into; to throw up; to toss up; to cut; toss in the air
    • broach a subject verb (broaches a subject, broached a subject, broaching a subject)
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • put forward verb (puts forward, put forward, putting forward)
    • initiate verb (initiates, initiated, initiating)
    • broach verb (broaches, broached, broaching)
    • sting verb (stings, stinged, stinging)
    • reap verb (reaps, reaped, reaping)
    • bring up verb (brings up, brought up, bringing up)
    • put on the table verb (puts on the table, put on the table, putting on the table)
    • cut into verb (cuts into, cut into, cutting into)
    • throw up verb (throws up, threw up, throwing up)
    • toss up verb (tosses up, tossed up, tossing up)
    • cut verb (cuts, cut, cutting)

Conjugations for opperen:

o.t.t.
  1. opper
  2. oppert
  3. oppert
  4. opperen
  5. opperen
  6. opperen
o.v.t.
  1. opperde
  2. opperde
  3. opperde
  4. opperden
  5. opperden
  6. opperden
v.t.t.
  1. heb geopperd
  2. hebt geopperd
  3. heeft geopperd
  4. hebben geopperd
  5. hebben geopperd
  6. hebben geopperd
v.v.t.
  1. had geopperd
  2. had geopperd
  3. had geopperd
  4. hadden geopperd
  5. hadden geopperd
  6. hadden geopperd
o.t.t.t.
  1. zal opperen
  2. zult opperen
  3. zal opperen
  4. zullen opperen
  5. zullen opperen
  6. zullen opperen
o.v.t.t.
  1. zou opperen
  2. zou opperen
  3. zou opperen
  4. zouden opperen
  5. zouden opperen
  6. zouden opperen
diversen
  1. opper!
  2. oppert!
  3. geopperd
  4. opperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cut bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; insnijding; jaap; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; snede; snee; sneetje; snijwond; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
initiate adept; ingewijde; insider
intimate intimus
postulate aanname; postulaat; stelling; these; thesis; vooronderstelling
present aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
raise aankweken; doen voorttelen; fokken
sting angel; doorn; gifangel; messteek; steek; stekel; vishaak; weerhaak
VerbRelated TranslationsOther Translations
bring forward naar voren brengen; opperen; poneren aandragen; aanvoeren; vooruitbrengen
bring in naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren bijhalen; binnenbrengen; binnendragen; binnenhalen; opbrengen; opleveren
bring up aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; braken; entameren; gesprek aanknopen; grootbrengen; kotsen; omhooghalen; op tafel leggen; openen; ophalen; opvoeden; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbraken; voorleiden; vormen
broach aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
broach a subject aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
cut aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven
cut into aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
initiate aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen engageren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inviteren; inwijden; ontgroenen; op gang brengen; plechtig bevestigen; uitnodigen
intimate aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen mening kenbaar maken; verkondigen
introduce naar voren brengen; opperen; poneren; stellen aandragen; aanvoeren; inbrengen; inleiden; introduceren; invoegen; inwerken; kennis laten maken; openen; prepareren; voorbereiden op; voorstellen
nominate naar voren brengen; opperen; poneren aanbevelen; aanraden; benoemen; iemand recommanderen; in functie aanstellen; nomineren; op het oog hebben; voordragen
postulate naar voren brengen; opperen; poneren; stellen postuleren; vooronderstellen
present naar voren brengen; opperen; poneren aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; nomineren; opgevoerd worden; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
prompt naar voren brengen; opperen; suggereren aandrijven; aansporen; inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; opkrikken; opwekken; prikkelen; souffleren; stimuleren; toefluisteren; voorzeggen
propose aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; te berde brengen aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; ter overweging geven; van plan zijn; voordragen; voorleggen; voorslaan; voorstellen
put forward aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
put on the table aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
raise aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; naar voren brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen aankaarten; aansnijden; bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; instellen; invoeren; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhooghalen; omhoogheffen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; opheffen; ophijsen; ophogen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; overeindzetten; rechtop zetten; slangen bezweren; stichten; ter sprake brengen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
reap aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; binnen halen; oogsten; plukken; snijden
sting aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen afsnijden; prikken; snijden; steken; steken geven
suggest aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren; te berde brengen aanbevelen; aanraden; adviseren; duiden op; een voorstel doen; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; nomineren; raden; recommanderen; suggereren; toefluisteren; van raad dienen; voordragen; wijzen op
throw up aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen braken; kotsen; omhoogwerpen; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
toss in the air aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen jonassen; omhooggooien; opgooien; opwerpen
toss up aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen omhooggooien; opgooien; opwerpen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cut gekuist; gesneden; zedig gemaakt
intimate confidentieel; gemeenzaam; intiem; vertrouwelijk
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag
prompt bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig

Wiktionary Translations for opperen:

opperen
verb
  1. iets voorstellen
opperen
verb
  1. to make up or invent, and establish
  2. to form into small piles

Cross Translation:
FromToVia
opperen coin forger — Inventer un mot, une expression
opperen breathe; inhale; inspire; suggest; advance; hint; propound; persuade; convince; dissuade; induce; infuse; prompt inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
opperen describe; act for; stand for; play; enact; perform; express; put; register représenterprésenter de nouveau.
opperen suggest suggérerinsinuer, faire entrer dans l’esprit de quelqu’un ; inspirer à une personne une opinion, un dessein.

External Machine Translations: