Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. doorknokken:


Dutch

Detailed Translations for doorknok from Dutch to English

doorknokken:

doorknokken verb (knok door, knokt door, knokte door, knokten door, doorgeknokt)

  1. doorknokken
    to fight on
    • fight on verb (fights on, fought on, fighting on)

Conjugations for doorknokken:

o.t.t.
  1. knok door
  2. knokt door
  3. knokt door
  4. knokken door
  5. knokken door
  6. knokken door
o.v.t.
  1. knokte door
  2. knokte door
  3. knokte door
  4. knokten door
  5. knokten door
  6. knokten door
v.t.t.
  1. heb doorgeknokt
  2. hebt doorgeknokt
  3. heeft doorgeknokt
  4. hebben doorgeknokt
  5. hebben doorgeknokt
  6. hebben doorgeknokt
v.v.t.
  1. had doorgeknokt
  2. had doorgeknokt
  3. had doorgeknokt
  4. hadden doorgeknokt
  5. hadden doorgeknokt
  6. hadden doorgeknokt
o.t.t.t.
  1. zal doorknokken
  2. zult doorknokken
  3. zal doorknokken
  4. zullen doorknokken
  5. zullen doorknokken
  6. zullen doorknokken
o.v.t.t.
  1. zou doorknokken
  2. zou doorknokken
  3. zou doorknokken
  4. zouden doorknokken
  5. zouden doorknokken
  6. zouden doorknokken
diversen
  1. knok door!
  2. knokt door!
  3. doorgeknokt
  4. doorknokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorknokken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fight on doorknokken doorvechten

External Machine Translations: