Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. pijnigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pijnig from Dutch to English

pijnigen:

pijnigen verb (pijnig, pijnigt, pijnigde, pijnigden, gepijnigd)

  1. pijnigen (martelen; kwellen; folteren)
    to torture; to torment; to hurt; to aggrieve; to offend
    • torture verb (tortures, tortured, torturing)
    • torment verb (torments, tormented, tormenting)
    • hurt verb (hurts, hurt, hurting)
    • aggrieve verb (aggrieves, aggrieved, aggrieving)
    • offend verb (offends, offended, offending)
  2. pijnigen (molesteren; mishandelen)
    to torture; to molest; to assault; to beat up; to batter
    • torture verb (tortures, tortured, torturing)
    • molest verb (molests, molested, molesting)
    • assault verb (assaults, assaulted, assaulting)
    • beat up verb (beats up, beated up, beating up)
    • batter verb (batters, battered, battering)

Conjugations for pijnigen:

o.t.t.
  1. pijnig
  2. pijnigt
  3. pijnigt
  4. pijnigen
  5. pijnigen
  6. pijnigen
o.v.t.
  1. pijnigde
  2. pijnigde
  3. pijnigde
  4. pijnigden
  5. pijnigden
  6. pijnigden
v.t.t.
  1. heb gepijnigd
  2. hebt gepijnigd
  3. heeft gepijnigd
  4. hebben gepijnigd
  5. hebben gepijnigd
  6. hebben gepijnigd
v.v.t.
  1. had gepijnigd
  2. had gepijnigd
  3. had gepijnigd
  4. hadden gepijnigd
  5. hadden gepijnigd
  6. hadden gepijnigd
o.t.t.t.
  1. zal pijnigen
  2. zult pijnigen
  3. zal pijnigen
  4. zullen pijnigen
  5. zullen pijnigen
  6. zullen pijnigen
o.v.t.t.
  1. zou pijnigen
  2. zou pijnigen
  3. zou pijnigen
  4. zouden pijnigen
  5. zouden pijnigen
  6. zouden pijnigen
en verder
  1. ben gepijnigd
  2. bent gepijnigd
  3. is gepijnigd
  4. zijn gepijnigd
  5. zijn gepijnigd
  6. zijn gepijnigd
diversen
  1. pijnig!
  2. pijnigt!
  3. gepijnigd
  4. pijnigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pijnigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
assault aanranden; aanval; aanvallen; attaque; attaqueren; bestorming; offensief; overval; roofoverval; run; stormaanval; stormloop
batter beslag
hurt belediging; grief; krenking; kwetsuur; verwonding; wond
torment agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking
torture agonie; foltering; grief; kwelling; marteling; nood; pijniging; torment; verschrikking
VerbRelated TranslationsOther Translations
aggrieve folteren; kwellen; martelen; pijnigen benadelen; grieven; krenken; kwetsen; nadeel berokkenen; pijn doen; zeer doen
assault mishandelen; molesteren; pijnigen aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; geweld gebruiken; overvallen; vrouw aanranden
batter mishandelen; molesteren; pijnigen bombarderen; een klap geven; slaan; vanuit de lucht beschieten
beat up mishandelen; molesteren; pijnigen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; billekoek geven; een pak slaag geven; iemand toetakelen; in elkaar slaan; in elkaar timmeren; klutsen; toetakelen
hurt folteren; kwellen; martelen; pijnigen aandoen; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; duperen; grieven; knauwen; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
molest mishandelen; molesteren; pijnigen molesteren
offend folteren; kwellen; martelen; pijnigen een zonde begaan; grieven; krenken; kwaad doen; kwetsen; misdrijven; ontstemmen; pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen; zondigen
torment folteren; kwellen; martelen; pijnigen
torture folteren; kwellen; martelen; mishandelen; molesteren; pijnigen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
hurt beledigd; gegriefd; gekwetst; gewond

Wiktionary Translations for pijnigen:

pijnigen
verb
  1. het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand
pijnigen
verb
  1. to physically harm, pain
  2. to cause physical pain and/or injury