Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. wenken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wenkend from Dutch to English

wenkend form of wenken:

wenken verb (wenk, wenkt, wenkte, wenkten, gewenkt)

  1. wenken
    to nod
    • nod verb (nods, nodded, nodding)

Conjugations for wenken:

o.t.t.
  1. wenk
  2. wenkt
  3. wenkt
  4. wenken
  5. wenken
  6. wenken
o.v.t.
  1. wenkte
  2. wenkte
  3. wenkte
  4. wenkten
  5. wenkten
  6. wenkten
v.t.t.
  1. heb gewenkt
  2. hebt gewenkt
  3. heeft gewenkt
  4. hebben gewenkt
  5. hebben gewenkt
  6. hebben gewenkt
v.v.t.
  1. had gewenkt
  2. had gewenkt
  3. had gewenkt
  4. hadden gewenkt
  5. hadden gewenkt
  6. hadden gewenkt
o.t.t.t.
  1. zal wenken
  2. zult wenken
  3. zal wenken
  4. zullen wenken
  5. zullen wenken
  6. zullen wenken
o.v.t.t.
  1. zou wenken
  2. zou wenken
  3. zou wenken
  4. zouden wenken
  5. zouden wenken
  6. zouden wenken
diversen
  1. wenk!
  2. wenkt!
  3. gewenkt
  4. wenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wenken:

NounRelated TranslationsOther Translations
nod hoofdknik
VerbRelated TranslationsOther Translations
nod wenken jaknikken; knikken; niet oppassen; zitten suffen

Related Words for "wenken":


Wiktionary Translations for wenken:

wenken
verb
  1. to signal to
  2. to wave and/or to nod to somebody with the intention to make the person come closer