Dutch
Detailed Translations for vertroebelen from Dutch to Spanish
vertroebelen:
-
vertroebelen (troebel maken)
Conjugations for vertroebelen:
o.t.t.
- vertroebel
- vertroebelt
- vertroebelt
- vertroebelen
- vertroebelen
- vertroebelen
o.v.t.
- vertroebelde
- vertroebelde
- vertroebelde
- vertroebelden
- vertroebelden
- vertroebelden
v.t.t.
- heb vertroebeld
- hebt vertroebeld
- heeft vertroebeld
- hebben vertroebeld
- hebben vertroebeld
- hebben vertroebeld
v.v.t.
- had vertroebeld
- had vertroebeld
- had vertroebeld
- hadden vertroebeld
- hadden vertroebeld
- hadden vertroebeld
o.t.t.t.
- zal vertroebelen
- zult vertroebelen
- zal vertroebelen
- zullen vertroebelen
- zullen vertroebelen
- zullen vertroebelen
o.v.t.t.
- zou vertroebelen
- zou vertroebelen
- zou vertroebelen
- zouden vertroebelen
- zouden vertroebelen
- zouden vertroebelen
diversen
- vertroebel!
- vertroebelt!
- vertroebeld
- vertroebelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vertroebelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
confundir | troebel maken; vertroebelen | door elkaar halen; in de war brengen; in de war maken; met elkaar verwarren; ontredderen; van zijn stuk brengen; verwarren; verwisselen |
enturbiar | troebel maken; vertroebelen | |
hacer turbio | troebel maken; vertroebelen |