Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gruis:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gruis from Dutch to Spanish

gruis:

gruis [het ~] noun

  1. het gruis (steengruis; macadam; mortel; )
    la grava
  2. het gruis (metselspecie; mortel; specie; )
    la sustancia; el mortero; el cemento

Translation Matrix for gruis:

NounRelated TranslationsOther Translations
cemento bik; gruis; macadam; metselspecie; mortel; puin; specie; split; steengruis; steenslag bindmiddel; cement; cementlaag; metselkalk
grava bik; gruis; macadam; metselspecie; mortel; puin; split; steengruis; steenslag grind; grindsteen; keizand; kiezels; kiezelsteentjes
mortero bik; gruis; macadam; metselspecie; mortel; puin; specie; split; steengruis; steenslag dommekracht; hersenloze krachtpatser; metselkalk; mortier; vijzel
sustancia bik; gruis; macadam; metselspecie; mortel; puin; specie; split; steengruis; steenslag materie; stof; substantie

Related Words for "gruis":

  • gruizen

Wiktionary Translations for gruis:


Cross Translation:
FromToVia
gruis grava; cascajo gravier — géologie|fr roche détritique à éléments assez gros (sables grossiers et cailloux), d’origine fluviatile ou littorale (on dit aussi cailloutis).
gruis polvo; polvos; polvos de tocador poudre — (vieilli) poussière.