Summary
Dutch
Detailed Translations for inwilligen from Dutch to Spanish
inwilligen:
-
inwilligen (vergunnen; toestaan)
otorgar; admitir; aceptar; acceder a; cumplir con-
otorgar verb
-
admitir verb
-
aceptar verb
-
acceder a verb
-
cumplir con verb
-
-
inwilligen (toestaan; laten; permitteren; toelaten; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; vergunnen; dulden; goedvinden)
Conjugations for inwilligen:
o.t.t.
- willig in
- willigt in
- willigt in
- willigen in
- willigen in
- willigen in
o.v.t.
- willigde in
- willigde in
- willigde in
- willigden in
- willigden in
- willigden in
v.t.t.
- heb ingewilligd
- hebt ingewilligd
- heeft ingewilligd
- hebben ingewilligd
- hebben ingewilligd
- hebben ingewilligd
v.v.t.
- had ingewilligd
- had ingewilligd
- had ingewilligd
- hadden ingewilligd
- hadden ingewilligd
- hadden ingewilligd
o.t.t.t.
- zal inwilligen
- zult inwilligen
- zal inwilligen
- zullen inwilligen
- zullen inwilligen
- zullen inwilligen
o.v.t.t.
- zou inwilligen
- zou inwilligen
- zou inwilligen
- zouden inwilligen
- zouden inwilligen
- zouden inwilligen
en verder
- is ingewilligd
diversen
- willig in!
- willigt in!
- ingewilligd
- inwilligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze