Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. zuinigheid:
  2. zuinig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zuinigheid from Dutch to Spanish

zuinigheid:

zuinigheid [de ~ (v)] noun

  1. de zuinigheid (spaarzaamheid)
    el ahorro; la escasez; la parquedad
  2. de zuinigheid (zuinig zijn)
    el ahorro; la economía

Translation Matrix for zuinigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
ahorro spaarzaamheid; zuinig zijn; zuinigheid bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; kostenverlaging; spaartegoed; verkorting
economía zuinig zijn; zuinigheid bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; economie; inkrimping; kostenbesparing; kostenverlaging; staathuishoudkunde; verkorting; volkshuishouding
escasez spaarzaamheid; zuinigheid armzaligheid; gebrek; gemis; karigheid; krapte; poverheid; rariteit; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort; vruchteloosheid; zeldzaamheid
parquedad spaarzaamheid; zuinigheid armzaligheid; eenvoud; gebrek; karigheid; krapte; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; tekort

Related Words for "zuinigheid":


Wiktionary Translations for zuinigheid:

zuinigheid
noun
  1. het zuinig zijn

Cross Translation:
FromToVia
zuinigheid parsimonia parsimony — great reluctance to spend money unnecessarily
zuinigheid parsimonia; parquedad; economía; ahorro thrift — characteristic of using a minimum of something

zuinig:


Translation Matrix for zuinig:

NounRelated TranslationsOther Translations
ahorrador inbrenger; inlegger; inlegster; spaarder
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
eficaz economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes beproefd; daadkrachtig; deugdelijk; doelmatig; doeltreffend; dynamisch; effectief; efficiënt; energiek; krachtig; met een krachtige uitwerking; probaat
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ahorrador economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes
económicamente economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes betrekking hebbend op economie; economisch
económico economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes betrekking hebbend op economie; economisch; financieel; financiële; geldelijk; geldelijke; monetair; staathuishoudkundig
eficiente economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes bekrompen; benepen; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; kleingeestig; kleinzielig; krachtig
parco economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes dun; eenvoudig; geen vet op de botten hebbende; iel; luttel; mager; matig; schraal; schriel; sober; weinig
parsimonioso economisch; spaarzaam; zuinig; zuinigjes afgemeten praten; scherp; star; stijf; strak; verstard; vlijmend; vlijmscherp

Related Words for "zuinig":

  • zuinigheid, zuiniger, zuinigere, zuinigst, zuinigste, zuinige

Synonyms for "zuinig":


Antonyms for "zuinig":


Related Definitions for "zuinig":

  1. met zo weinig mogelijk geld zoveel mogelijk proberen te krijgen1
    • ze is altijd erg zuinig met haar zakgeld1

Wiktionary Translations for zuinig:

zuinig
adjective
  1. voorzichtig met het uitgeven van geld

Cross Translation:
FromToVia
zuinig frugal frugal — economical, avoiding waste, thrifty

External Machine Translations:

Related Translations for zuinigheid