Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. graaien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for graaiden from Dutch to Spanish

graaien:

graaien verb (graai, graait, graaide, graaiden, gegraaid)

  1. graaien (wegkapen; grissen; grijpen; )
    mangar; birlar
  2. graaien (grabbelen; snuffelen)
  3. graaien (in iets rondtasten; rommelen; grabbelen)

Conjugations for graaien:

o.t.t.
  1. graai
  2. graait
  3. graait
  4. graaien
  5. graaien
  6. graaien
o.v.t.
  1. graaide
  2. graaide
  3. graaide
  4. graaiden
  5. graaiden
  6. graaiden
v.t.t.
  1. heb gegraaid
  2. hebt gegraaid
  3. heeft gegraaid
  4. hebben gegraaid
  5. hebben gegraaid
  6. hebben gegraaid
v.v.t.
  1. had gegraaid
  2. had gegraaid
  3. had gegraaid
  4. hadden gegraaid
  5. hadden gegraaid
  6. hadden gegraaid
o.t.t.t.
  1. zal graaien
  2. zult graaien
  3. zal graaien
  4. zullen graaien
  5. zullen graaien
  6. zullen graaien
o.v.t.t.
  1. zou graaien
  2. zou graaien
  3. zou graaien
  4. zouden graaien
  5. zouden graaien
  6. zouden graaien
en verder
  1. is gegraaid
  2. zijn gegraaid
diversen
  1. graai!
  2. graait!
  3. gegraaid
  4. graaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for graaien:

NounRelated TranslationsOther Translations
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
birlar afsnoepen; bietsen; inpikken
mangar bietsen; inpikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
agarrar graaien; grabbelen; snuffelen aangrijpen; aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; binden; boeien; grijpen; inhaken; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; omklemmen; ontroeren; pakken; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
birlar graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen achteroverdrukken; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
coger a la arrebatiña graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen klauteren
disputarse graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen
hurgar graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; snuffelen aanjagen; aansporen; doorwroeten; een por geven; klauteren; lospeuteren; losplukken; motiveren; opjutten; peuteren; porren; pulken; snuffelen aan; stoten; wroetend onderzoeken
mangar graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; onteigenen; ontfutselen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
pillar graaien; grabbelen; snuffelen beroven; betrappen; klemmen; knellen; leeghalen; leegplunderen; omklemmen; plunderen; roven; snappen; uitknijpen; uitpersen; uitplunderen; uitzuigen
revolver graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen beroeren; bewegen; in beweging brengen; ontroeren; overhoop halen; raken; rondwroeten; snuffelen; treffen

Wiktionary Translations for graaien:


Cross Translation:
FromToVia
graaien raptar snatch — to steal