Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. misstaan:


Dutch

Detailed Translations for missta from Dutch to Spanish

misstaan:

misstaan verb (missta, misstaat, misstond, misstonden, misstaan)

  1. misstaan

Conjugations for misstaan:

o.t.t.
  1. missta
  2. misstaat
  3. misstaat
  4. misstaan
  5. misstaan
  6. misstaan
o.v.t.
  1. misstond
  2. misstond
  3. misstond
  4. misstonden
  5. misstonden
  6. misstonden
v.t.t.
  1. heb misstaan
  2. hebt misstaan
  3. heeft misstaan
  4. hebben misstaan
  5. hebben misstaan
  6. hebben misstaan
v.v.t.
  1. had misstaan
  2. had misstaan
  3. had misstaan
  4. hadden misstaan
  5. hadden misstaan
  6. hadden misstaan
o.t.t.t.
  1. zal misstaan
  2. zult misstaan
  3. zal misstaan
  4. zullen misstaan
  5. zullen misstaan
  6. zullen misstaan
o.v.t.t.
  1. zou misstaan
  2. zou misstaan
  3. zou misstaan
  4. zouden misstaan
  5. zouden misstaan
  6. zouden misstaan
diversen
  1. missta!
  2. misstaat!
  3. misstaan
  4. misstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for misstaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
ir mal scheefgaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
ir mal misstaan afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; scheef gaan; stranden; verkeerd lopen
quedar mal misstaan
sentar mal misstaan
ser inconveniente misstaan