Dutch

Detailed Translations for roerden from Dutch to Spanish

roerden form of roeren:

Conjugations for roeren:

o.t.t.
  1. roer
  2. roert
  3. roert
  4. roeren
  5. roeren
  6. roeren
o.v.t.
  1. roerde
  2. roerde
  3. roerde
  4. roerden
  5. roerden
  6. roerden
v.t.t.
  1. ben geroerd
  2. bent geroerd
  3. is geroerd
  4. zijn geroerd
  5. zijn geroerd
  6. zijn geroerd
v.v.t.
  1. was geroerd
  2. was geroerd
  3. was geroerd
  4. waren geroerd
  5. waren geroerd
  6. waren geroerd
o.t.t.t.
  1. zal roeren
  2. zult roeren
  3. zal roeren
  4. zullen roeren
  5. zullen roeren
  6. zullen roeren
o.v.t.t.
  1. zou roeren
  2. zou roeren
  3. zou roeren
  4. zouden roeren
  5. zouden roeren
  6. zouden roeren
en verder
  1. heb geroerd
  2. hebt geroerd
  3. heeft geroerd
  4. hebben geroerd
  5. hebben geroerd
  6. hebben geroerd
diversen
  1. roer!
  2. roert!
  3. geroerd
  4. roerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for roeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
mezclar melêren; mengen; mixen; vermengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
agitar beroeren; roeren agiteren; deinen; golven; in beroering brengen; met de hand groeten; nerveus maken; oppoken; opstoken; verroeren; wuiven; zwaaien
batir beroeren; roeren beroeren; iemand raken; iemand treffen; inkloppen; klutsen; knuppelen; raken; ranselen; treffen
cambiar de lugar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; verleggen
cambiar de sitio disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten converteren; iets verplaatsen; omzetten; verleggen; verwisselen
cambiar la fecha disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
conmover omroeren; roeren beroeren; bewegen; beïnvloeden; ontroeren; opschudden; raken; treffen; zich verplaatsen
desplazar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; een spier verrekken; iets verplaatsen; ontmantelen; onttakelen; schuiven; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschuiven; voortbewegen
mezclar mixen; roeren aan mengsel toevoegen; bijmengen; door elkaar gooien; door elkaar schudden; dooreenmengen; doorelkaargooien; husselen; hutselen; mengen; met elkaar verwarren; vermengen; verwisselen
mover disloqueren; mixen; omroeren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten beroeren; bewegen; deponeren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; stappen; stationeren; treffen; verleggen; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
remover un líquido beroeren; roeren
transferir disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; delegeren; geld overmaken; gireren; overboeken; overbrengen; overdragen; overhevelen; overplaatsen; overschrijven; overtappen; overzenden; overzetten; per postgiro betalen; standplaats veranderen; transponeren
trasladar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten brengen; demonteren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ontmantelen; onttakelen; overhevelen; overtappen; overzetten; transponeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; verrijden; vervoeren; wegleiden; wegvoeren

Related Words for "roeren":


Wiktionary Translations for roeren:

roeren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen
  2. een emotie in iemand oproepen
  3. in opstand komen

Cross Translation:
FromToVia
roeren mover move — to cause to change place or posture; to set in motion
roeren conmover; emocionar move — to arouse the feelings or passions of
roeren tocar touch — affect emotionally
roeren acuñar; barajar; golpetear; pegar; sacudir; trillar battrefrapper de coups répétés.