Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. weerstaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weersta from Dutch to Spanish

weerstaan:

weerstaan verb (weersta, weerstaat, weerstond, weerstonden, weerstaan)

  1. weerstaan

Conjugations for weerstaan:

o.t.t.
  1. weersta
  2. weerstaat
  3. weerstaat
  4. weerstaan
  5. weerstaan
  6. weerstaan
o.v.t.
  1. weerstond
  2. weerstond
  3. weerstond
  4. weerstonden
  5. weerstonden
  6. weerstonden
v.t.t.
  1. heb weerstaan
  2. hebt weerstaan
  3. heeft weerstaan
  4. hebben weerstaan
  5. hebben weerstaan
  6. hebben weerstaan
v.v.t.
  1. had weerstaan
  2. had weerstaan
  3. had weerstaan
  4. hadden weerstaan
  5. hadden weerstaan
  6. hadden weerstaan
o.t.t.t.
  1. zal weerstaan
  2. zult weerstaan
  3. zal weerstaan
  4. zullen weerstaan
  5. zullen weerstaan
  6. zullen weerstaan
o.v.t.t.
  1. zou weerstaan
  2. zou weerstaan
  3. zou weerstaan
  4. zouden weerstaan
  5. zouden weerstaan
  6. zouden weerstaan
diversen
  1. weersta!
  2. weerstaat!
  3. weerstaan
  4. weerstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weerstaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
resistir weerstaan doorleven; doormaken; doorstaan; iets weerstaan; in leven blijven; overleven; verdragen; verduren; verteren; verzet tonen; zich verzetten

Wiktionary Translations for weerstaan:

weerstaan
verb
  1. stand houden, weerstand bieden aan

Cross Translation:
FromToVia
weerstaan enfrentar; afrontar affronterattaquer de front avec hardiesse, avec intrépidité.
weerstaan oponerse; resistir résister — Ne pas céder, ou céder difficilement au choc, à la pression, à l’action d’un autre corps, à une force, à un effort quelconque.
weerstaan aguantar tenir le coup — marine|fr résister aux coups de vent et de mer.