Dutch

Detailed Translations for bijleg from Dutch to French

bijleggen:

bijleggen verb (leg bij, legt bij, legde bij, legden bij, bijgelegd)

  1. bijleggen (ruzie afsluiten; goedmaken)
    réconcilier; arranger; régler; concilier
    • réconcilier verb (réconcilie, réconcilies, réconcilions, réconciliez, )
    • arranger verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • régler verb (règle, règles, réglons, réglez, )
    • concilier verb (concilie, concilies, concilions, conciliez, )
  2. bijleggen (verzoenen; schikken)
    se réconcilier; concilier; faire la paix; régler à l'amiable
    • concilier verb (concilie, concilies, concilions, conciliez, )
  3. bijleggen (meebetalen)
    participer aux frais; ajouter; payer un supplément
    • ajouter verb (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, )
  4. bijleggen (bijbetalen)
  5. bijleggen (extra betalen; geld toe leggen)
    ajouter; payer de sa poche
    • ajouter verb (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, )

Conjugations for bijleggen:

o.t.t.
  1. leg bij
  2. legt bij
  3. legt bij
  4. leggen bij
  5. leggen bij
  6. leggen bij
o.v.t.
  1. legde bij
  2. legde bij
  3. legde bij
  4. legden bij
  5. legden bij
  6. legden bij
v.t.t.
  1. heb bijgelegd
  2. hebt bijgelegd
  3. heeft bijgelegd
  4. hebben bijgelegd
  5. hebben bijgelegd
  6. hebben bijgelegd
v.v.t.
  1. had bijgelegd
  2. had bijgelegd
  3. had bijgelegd
  4. hadden bijgelegd
  5. hadden bijgelegd
  6. hadden bijgelegd
o.t.t.t.
  1. zal bijleggen
  2. zult bijleggen
  3. zal bijleggen
  4. zullen bijleggen
  5. zullen bijleggen
  6. zullen bijleggen
o.v.t.t.
  1. zou bijleggen
  2. zou bijleggen
  3. zou bijleggen
  4. zouden bijleggen
  5. zouden bijleggen
  6. zouden bijleggen
diversen
  1. leg bij!
  2. legt bij!
  3. bijgelegd
  4. bijleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ajouter bijleggen; extra betalen; geld toe leggen; meebetalen aan mengsel toevoegen; aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijmengen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijvullen; completeren; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; inbrengen; insluiten; invoegen; optellen; toevoegen; voegen; voltallig maken; vullen
arranger bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten afspreken; arrangeren; bedisselen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen
concilier bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten; schikken; verzoenen bemiddelen; met elkaar in overeenstemming brengen; overeenbrengen; ruzie bijleggen; schikken; tussenkomen; vrede sluiten
faire la paix bijleggen; schikken; verzoenen ruzie bijleggen; schikken; vrede sluiten
participer aux frais bijleggen; meebetalen
payer de sa poche bijleggen; extra betalen; geld toe leggen
payer un supplément bijbetalen; bijleggen; meebetalen
réconcilier bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten verbroederen
régler bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; afdoen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; betalen; bijstellen; effenen; egaliseren; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; in orde maken; inlossen; instellen; klaren; maken; nabetalen; rechtzetten; regelen; repareren; ruzie bijleggen; uitpraten; vereffenen; verrekenen; voldoen
régler à l'amiable bijleggen; schikken; verzoenen ruzie bijleggen; schikken; vrede sluiten
se réconcilier bijleggen; schikken; verzoenen afdoen; afhandelen; beslechten; ruzie bijleggen; schikken; twist uit de weg ruimen; vrede sluiten; zich verzoenen met

Wiktionary Translations for bijleggen:

bijleggen
verb
  1. toevoegen
  2. meningsverschil of ruzie oplossen.