Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. doorvaart:
  2. doorvaren:


Dutch

Detailed Translations for doorvaart from Dutch to French

doorvaart:

doorvaart [de ~] noun

  1. de doorvaart (doortocht)
    le passage; le détroit

Translation Matrix for doorvaart:

NounRelated TranslationsOther Translations
détroit doortocht; doorvaart engte; nauwte; smalheid; smalte; zee-engte; zeestraat; zeeëngte
passage doortocht; doorvaart doorlaat; doorreis; doorrit; doortocht; hal; overgang; overloop; overtocht; overvaart; passus; portaal; veergeld; verbindingsgang; winkelgalerij

Related Words for "doorvaart":

  • doorvaarten

doorvaart form of doorvaren:

doorvaren verb (vaar door, vaart door, voer door, voeren door, doorgevaard)

  1. doorvaren
    traverser; traverser en bateau
    • traverser verb (traverse, traverses, traversons, traversez, )

Conjugations for doorvaren:

o.t.t.
  1. vaar door
  2. vaart door
  3. vaart door
  4. varen door
  5. varen door
  6. varen door
o.v.t.
  1. voer door
  2. voer door
  3. voer door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
v.t.t.
  1. ben doorgevaard
  2. bent doorgevaard
  3. is doorgevaard
  4. zijn doorgevaard
  5. zijn doorgevaard
  6. zijn doorgevaard
v.v.t.
  1. was doorgevaard
  2. was doorgevaard
  3. was doorgevaard
  4. waren doorgevaard
  5. waren doorgevaard
  6. waren doorgevaard
o.t.t.t.
  1. zal doorvaren
  2. zult doorvaren
  3. zal doorvaren
  4. zullen doorvaren
  5. zullen doorvaren
  6. zullen doorvaren
o.v.t.t.
  1. zou doorvaren
  2. zou doorvaren
  3. zou doorvaren
  4. zouden doorvaren
  5. zouden doorvaren
  6. zouden doorvaren
diversen
  1. vaar door!
  2. vaart door!
  3. doorgevaard
  4. doorvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorvaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
traverser doorvaren doorheen reizen; doorkomen; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; doorvliegen; dwars oversteken; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; verdragen; verduren; verteren; zwerven
traverser en bateau doorvaren