Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. geconsolideerd:
  2. consolideren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geconsolideerd from Dutch to French

geconsolideerd:

geconsolideerd adj

  1. geconsolideerd

Translation Matrix for geconsolideerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
consolidé geconsolideerd versterkt; verstevigd

consolideren:

consolideren verb (consolideer, consolideert, consolideerde, consolideerden, geconsolideerd)

  1. consolideren (verstevigen)
    consolider; renforcer; raffermir; stabiliser; fortifier
    • consolider verb (consolide, consolides, consolidons, consolidez, )
    • renforcer verb (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )
    • raffermir verb (raffermis, raffermit, raffermissons, raffermissez, )
    • stabiliser verb (stabilise, stabilises, stabilisons, stabilisez, )
    • fortifier verb (fortifie, fortifies, fortifions, fortifiez, )

Conjugations for consolideren:

o.t.t.
  1. consolideer
  2. consolideert
  3. consolideert
  4. consolideren
  5. consolideren
  6. consolideren
o.v.t.
  1. consolideerde
  2. consolideerde
  3. consolideerde
  4. consolideerden
  5. consolideerden
  6. consolideerden
v.t.t.
  1. heb geconsolideerd
  2. hebt geconsolideerd
  3. heeft geconsolideerd
  4. hebben geconsolideerd
  5. hebben geconsolideerd
  6. hebben geconsolideerd
v.v.t.
  1. had geconsolideerd
  2. had geconsolideerd
  3. had geconsolideerd
  4. hadden geconsolideerd
  5. hadden geconsolideerd
  6. hadden geconsolideerd
o.t.t.t.
  1. zal consolideren
  2. zult consolideren
  3. zal consolideren
  4. zullen consolideren
  5. zullen consolideren
  6. zullen consolideren
o.v.t.t.
  1. zou consolideren
  2. zou consolideren
  3. zou consolideren
  4. zouden consolideren
  5. zouden consolideren
  6. zouden consolideren
diversen
  1. consolideer!
  2. consolideert!
  3. geconsolideerd
  4. consoliderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for consolideren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
consolider consolideren; verstevigen aanscherpen; bestendigen; dragen; intensiveren; ondersteunen; schoren; schragen; solidair maken; solidariseren; sterken; sterker maken; sterker worden; steunen; stutten; toespitsen; verhevigen; versterken
fortifier consolideren; verstevigen dragen; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; sterken; sterker worden; steunen; stutten; versterken
raffermir consolideren; verstevigen aanhalen; opstijven; sterken; sterker worden; verscherpen; versterken
renforcer consolideren; verstevigen aandikken; aanhalen; aanscherpen; bevestigen; bezwaren; ergens aan bevestigen; gewicht toevoegen; iets overdreven voorstellen; intensiveren; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; vastmaken; vastzetten; verhevigen; verscherpen; versterken; verzwaren; zwaarder maken
stabiliser consolideren; verstevigen bestendigen; stabiel maken; stabiliseren

Wiktionary Translations for consolideren:

consolideren
verb
  1. vast en duurzaam maken