Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. snurken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snurken from Dutch to French

snurken:

snurken verb (snurk, snurkt, snurkte, snurkten, gesnurkt)

  1. snurken
    ronfler
    • ronfler verb (ronfle, ronfles, ronflons, ronflez, )

Conjugations for snurken:

o.t.t.
  1. snurk
  2. snurkt
  3. snurkt
  4. snurken
  5. snurken
  6. snurken
o.v.t.
  1. snurkte
  2. snurkte
  3. snurkte
  4. snurkten
  5. snurkten
  6. snurkten
v.t.t.
  1. heb gesnurkt
  2. hebt gesnurkt
  3. heeft gesnurkt
  4. hebben gesnurkt
  5. hebben gesnurkt
  6. hebben gesnurkt
v.v.t.
  1. had gesnurkt
  2. had gesnurkt
  3. had gesnurkt
  4. hadden gesnurkt
  5. hadden gesnurkt
  6. hadden gesnurkt
o.t.t.t.
  1. zal snurken
  2. zult snurken
  3. zal snurken
  4. zullen snurken
  5. zullen snurken
  6. zullen snurken
o.v.t.t.
  1. zou snurken
  2. zou snurken
  3. zou snurken
  4. zouden snurken
  5. zouden snurken
  6. zouden snurken
en verder
  1. ben gesnurkt
  2. bent gesnurkt
  3. is gesnurkt
  4. zijn gesnurkt
  5. zijn gesnurkt
  6. zijn gesnurkt
diversen
  1. snurk!
  2. snurkt!
  3. gesnurkt
  4. snurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snurken [het ~] noun

  1. het snurken
    le ronflement

Translation Matrix for snurken:

NounRelated TranslationsOther Translations
ronflement snurken geronk; gesnurk
VerbRelated TranslationsOther Translations
ronfler snurken knorren; ronken; snorren; zagen

Wiktionary Translations for snurken:

snurken
verb
  1. ademen met een niet goed geopende luchtpijp, waardoor een rochelend geluid ontstaat
snurken
Cross Translation:
FromToVia
snurken ronfler snore — breathe during sleep with harsh noises
snurken ronfler; vrombir schnarchen — beim schlafen geräuschvoll atmen