Summary


Dutch

Detailed Translations for verleren from Dutch to French

verleren:

verleren verb (verleer, verleert, verleerde, verleerden, verleerd)

  1. verleren
    désaccoutumer; désapprendre; se déshabituer de
    • désaccoutumer verb (désaccoutume, désaccoutumes, désaccoutumons, désaccoutumez, )
    • désapprendre verb (désapprends, désapprend, désapprenons, désapprenez, )

Conjugations for verleren:

o.t.t.
  1. verleer
  2. verleert
  3. verleert
  4. verleren
  5. verleren
  6. verleren
o.v.t.
  1. verleerde
  2. verleerde
  3. verleerde
  4. verleerden
  5. verleerden
  6. verleerden
v.t.t.
  1. ben verleerd
  2. bent verleerd
  3. is verleerd
  4. zijn verleerd
  5. zijn verleerd
  6. zijn verleerd
v.v.t.
  1. was verleerd
  2. was verleerd
  3. was verleerd
  4. waren verleerd
  5. waren verleerd
  6. waren verleerd
o.t.t.t.
  1. zal verleren
  2. zult verleren
  3. zal verleren
  4. zullen verleren
  5. zullen verleren
  6. zullen verleren
o.v.t.t.
  1. zou verleren
  2. zou verleren
  3. zou verleren
  4. zouden verleren
  5. zouden verleren
  6. zouden verleren
diversen
  1. verleer!
  2. verleert!
  3. verleerd
  4. verlerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verleren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
désaccoutumer verleren afleren; ontwennen
désapprendre verleren
se déshabituer de verleren afleren; ontwennen

External Machine Translations: