Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. versoepelen:


Dutch

Detailed Translations for versoepelen from Dutch to French

versoepelen:

versoepelen verb (versoepel, versoepelt, versoepelde, versoepelden, versoepeld)

  1. versoepelen
    assouplir; rendre souple
    • assouplir verb (assouplis, assouplit, assouplissons, assouplissez, )

Conjugations for versoepelen:

o.t.t.
  1. versoepel
  2. versoepelt
  3. versoepelt
  4. versoepelen
  5. versoepelen
  6. versoepelen
o.v.t.
  1. versoepelde
  2. versoepelde
  3. versoepelde
  4. versoepelden
  5. versoepelden
  6. versoepelden
v.t.t.
  1. heb versoepeld
  2. hebt versoepeld
  3. heeft versoepeld
  4. hebben versoepeld
  5. hebben versoepeld
  6. hebben versoepeld
v.v.t.
  1. had versoepeld
  2. had versoepeld
  3. had versoepeld
  4. hadden versoepeld
  5. hadden versoepeld
  6. hadden versoepeld
o.t.t.t.
  1. zal versoepelen
  2. zult versoepelen
  3. zal versoepelen
  4. zullen versoepelen
  5. zullen versoepelen
  6. zullen versoepelen
o.v.t.t.
  1. zou versoepelen
  2. zou versoepelen
  3. zou versoepelen
  4. zouden versoepelen
  5. zouden versoepelen
  6. zouden versoepelen
diversen
  1. versoepel!
  2. versoepelt!
  3. versoepeld
  4. versoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for versoepelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
assouplir versoepelen
rendre souple versoepelen